Biekorf. Jaargang 102
(2002)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Figuren van bij ons
| |
[pagina 272]
| |
landbouwschool van Tielt, samen met gelijkaardige nieuwe inrichtingen te Nieuwpoort en te Avelgem heeft in West-Vlaanderen pioniersarbeid verricht inzake landbouwonderwijs.
Bestuurder Goethals zorgde ervoor dat de leerlingen konden verblijven bij particulieren in de stad. Het jaarlijks schoolgeld bedroeg 30 frs.Ga naar voetnoot(2). Voor zijn lessen stelde De Keyser een handboek in de landbouwkunde samen, bestaande uit drie delen, uitgegeven bij Van Landeghem in Tielt en bij Siffer in Gent (47+143+240 blz.). Hij had reeds een publicatie op zijn actief, zijn allereerste, met als titel: ‘Natuurkunde, landbouw, boomteelt en tuinbouw voor den hoogeren graad der lagere scholen’ (Tielt, 1890). Er zouden er nog ontelbaar vele volgen. Intussen was hij ook al tot secretaris benoemd van het landbouwcomice van het gewest Tielt. Hij gaf voordrachten en genoot van meet af aan een gunstige bekendheid in het milieu van landbouwers en boerengilden.
Zijn vermaardheid nam nog toe toen hij in 1892 ook nog aangesteld werd tot leraar aan het college te Tielt om er de cursus ‘hoogere landbouwkunde’ te geven.
Toen het Koninklijk Besluit van 20 december 1898 de dienst van de staatslandbouwkundigen grondig herinrichtte, werd er een beroep gedaan op Felix De Keyser en is hij benoemd tot hulp-staatslandbouwkundige voor de arrondissementen Tielt en Roeselare onder het gezag van de hoofdstaatslandbouwkundige van het gebied Kortrijk. In 1900 volgde hij zijn chef op als staats- of rijkslandbouwkundige van het hoofdgebied Kortrijk, wat hij zou blijven tot zijn op rustestelling in 1924. Hij was een der weinige staatslandbouwkundigen in ons land die niet het vereiste universitaire diploma van landbouwingenieur bezaten. Na zijn pensionering werd hij in Kortrijk opgevolgd door ir. Robert Pauwels.
De betekenis van Felix De Keyser ligt niet zo zeer in zijn verdienstelijke ambtelijke loopbaan (waarvoor hij overigens ridder in de Leopoldsorde werd), maar vooral in zijn onafgebroken persoonlijke inzet, zijn tussenkomsten en zijn talrijke publicaties betreffende de landbouw in zijn gewest Kortrijk, ja zelfs in heel Vlaanderen.
De Keyser was in de eerste plaats een man van de praktijk, alhoewel hij ook theoretisch even onderlegd was als een landbouwingenieur. Helemaal in de geest van die tijd was hij erop bedacht de pro- | |
[pagina 273]
| |
ductie in de landbouw op te drijven door betere methodes bij de landbouwers aan te brengen, voorlichting op allerlei gebied te verstrekken en dit door middel van publicaties, voordrachten, lessenreeksen, proefvelden, uitstappen en vergelijkend onderzoek, enz. Geen enkele West-Vlaamse boerengilde of De Keyser nam er meer dan eens het woord. Zijn kring van bekenden en vrienden was wijd verspreid en overal genoot hij een onbetwistbaar gezag. Geldgewin stond bij hem op de laatste plaats. Zijn enige bedoeling was gelezen te worden. In feite bleef hij zijn leven lang een didacticus met een enorme ondervinding, een scherpe en alerte geest met een onuitputtelijke inzet en wilskracht.
Met zijn gedrukte werken was De Keyser vooral bedrijvig en verdienstelijk op drie onderscheiden terreinen.
In de eerste plaats is hij de auteur van een basiswerk over de landbouwprijzijen in Vlaanderen, met talrijke voorbeelden uit het rechterlijk arrondissement Kortrijk, maar even dienstig en nuttig voor heel Vlaanderen. De eerste uitgave van dit werk (ca. 1898) schreef hij in samenwerking met Gustaaf Coucke, landbouwer en burgemeester van Dentergem.
Kort samengevat bepaalt hij het prijzij- en pachtersrecht als volgt: ‘Het pachtersrecht regelt de rechten en plichten der uit- en intredende pachters. Het bepaalt de vergoedingen welke aan den uittredenden pachter moeten betaald worden wegens nagelaten weerde, in vorm van mest, zaad, labeur en werk, en andere verbeteringen, ingelijfd in de hofstede die hij verlaat’ (Het pachtersrecht en de prijzij en in Vlaanderen, blz. 1).
De prijzij behoort tot de oude landbouwcultuur van Vlaanderen. Er bestond een prijzijreglementering voor het Brugse Vrije en ook in de andere Vlaamse kasselrijen (o.m. Kortrijk) kwamen er vroeger gelijkaardige regelingen voor die de aftredende pachter vergoedden voor hetgene er nog in de grond stak en wat de opkomende pachter moest overnemen van zijn voorganger. Dit prijzijrecht hangt nauw samen met het eigenlijke pachtrecht. Vlaanderen was van over ouds bekend voor zijn voorbeeldig prijzijrecht, iets wat vaak in andere streken niet eens voorkwam.
De Keyser bracht met zijn prijzijberekeningen precieze, logische en aanvaardbare cijfers en procenten en regels naar voor die golden voor alle partijen, die steunden op wetenschappelijke onderzoeksmethodes en rekening hielden met de nieuwste toestanden van de toenmalige moderne landbouw, waar machines en kunstmeststoffen reeds hun intrede hadden gedaan. Zijn werk kende vele uitgaven en was | |
[pagina 274]
| |
een veilige leidraad voor eigenaars, pachters, landbouwdeskundigen, notarissen en rechters, die bij betwisting verantwoord konden oordelen dankzij de gegevens van De Keyser. Regelmatig vulde hij zijn eerste uitgave aan met de nieuwste bevindingen en situaties in de landbouw of bv. bij muntdevaluaties, zodat zijn prijzijmethodes tot aan zijn dood steeds up to date bleven.
Een snel evoluerende landbouw waar intussen hypermoderne machines, loonwerk, chemische onkruidbestrijding, nieuwe teelten en een heel nieuw gamma van kunstmeststoffen opdoken, hebben bij de landbouwers en zelfs bij onze rechtbanken de prijzij, resultaat van nauwkeurige becijfering, op de achtergrond geschoven. Thans hanteert men meestal forfaitaire bedragen en verdiept men zich niet meer in de verantwoorde en nauwkeurige berekeningen van Felix De Keyser. Maar niettemin heeft deze man in zijn tijd de Vlaamse landbouw uitstekend gediend met zijn prijzijberekeningen.
De tweede soort publicaties was eerder uitzonderlijk en gebonden aan een voorbijgaande toestand. Namelijk de situatie van onze landbouw in de oorlog 1914-18. In deze vier jaren was er, net zoals in wereldoorlog II, een steeds meer nijpend en acuut voedseltekort. De nijverheidsteelten (vlas, cichorei, enz.), zo kenmerkend voor de streek van Kortrijk, geraakten in de verdrukking en voedselgewassen voor de mensen (graan, aardappelen, enz.) en voedergewassen voor de dieren (rapen, bieten, enz.) waren een dringende en primaire noodzaak geworden. Kwam daar bovenop het feit dat de kunstmest, die ‘de’ steunpilaar was bij nijverheidsteelten, steeds meer en meer ontbrak en vervangen moest worden door surrogaatmiddelen en minderwaardige mestproducten. Onze boeren schakelden vlug en vlot over op voedselgewassen, maar goede kunstmest ontbrak. De Keyser schreef, meer dan eens en steeds uitvoerig en gedetailleerd, reeds te beginnen vanaf 1915, wat er de landbouwers te doen stond en hoe ze het tekort aan mest konden verhelpen. Onder meer door van het klassieke vruchtwisselingspatroon af te stappen en nog meer dergelijke technische ingrepen. Meteen keerde hij zich heftig tegen de malafide leveranciers van vervalste kunstmest en andere nep-meststoffen. Zijn actie vond een ruim gehoor en een onverwachte navolging. Achteraf werd De Keyser zelfs met meer dan één ereteken bedacht voor zijn optreden tijdens de oorlogsjaren. Maar zijn naam kreeg een bittere klank in het milieu van bepaalde louche handelaars in meststoffen.
En zijn derde reeks publicaties betrof dan zijn talrijke monografieën over de meest diverse onderwerpen uit de landbouw. Minder over veeteelt. Boekjes in klein formaat, van soms maar 10 à 20 blad- | |
[pagina 275]
| |
[pagina 276]
| |
zijden, uitzonderlijk tot 100 bladzijden, zonder prestigieus titelblad, op doodgewoon goedkoop papier, recht op de man af in een begrijpelijke taal, gekruid met West-Vlaamse woorden en wendingen en direct verstaanbaar door iedereen die zijn werk las. Zo zijn er uit zijn pen om en bij de vijftig zulke werkjes verschenen. Over de meest mogelijke en onmogelijke onderwerpen, over de West-Vlaamse landbouw uit de tijd van toen. We geven enkele titels: De doelmatige voeding der melkkoeien, De suikerij, Uitlezing van zaai- en plantgoed, De raap, De groenbemesting, De haver, Prijskampen van vruchten te velde, De stalmest, De phosphoor- en potaschbemesting, Bestrijding der aardappelplaag, enz.
We weten dat er zo veel waren omdat De Keyser de goede gewoonte had de lijst van zijn nog beschikbare voorraad druksels op de kaft van ieder werkje achteraan in min of meer chronologische volgorde van verschijnen af te drukken. Samen met zijn leerboeken, zijn prijzijberekeningen en zijn oorlogspublicaties, komt hij vast en zeker boven de zestig à zeventig titels uit. En dit steeds te koop tegen spotprijzen (0,10 à 0,50 fr.).
Zijn geschriften werden gelezen door de landbouwers heel Vlaanderen door. Persoonlijk ben ik erin geslaagd zo een veertigtal verschillende titels te verzamelen. Deze boekjes zijn nu natuurlijk verouderd, want bepaalde teelten worden niet meer gekweekt, vele door hem vermelde meststoffen zijn al lang uit de markt verdwenen en machines hebben de landbouw grondig gemechaniseerd. Maar elk van die drukseltjes bezit een grote documentaire waarde en geeft vele pittige details. Wie onze landbouw in de jaren 1890-1925 wil bestuderen, moet onvermijdelijk bij De Keyser terecht komen.
Deze man was dus uiterst verdienstelijk en belangrijk. Hij stierf ongehuwd en onverwacht te Tielt op 29 december 1927. Bij zijn graf werd er o.m. een lijkrede uitgesproken door zijn vriend Gustaaf Coucke, voorzitter van het landbouwcomice Tielt. Zijn belangrijke en wel voorziene bibliotheek van landbouwhandboeken en allerlei waardevolle en zeldzame publicaties, werd kort na zijn dood door zijn erfgenamen te Tielt in publieke venditie verkocht.
Mannen zoals Felix De Keyser zijn het waard dat hun namen met gulden letters gebeiteld staan in het Pantheon van de verdienstelijke West-Vlamingen.
L. Van Acker |
|