Biekorf. Jaargang 102
(2002)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
Jenne Mignot, een ‘toovernersse’ uit Neerwaasten doodgefolterdHoe sterk het geloof aan tovenaressen en heksen op het Vlaamse platteland nog tot diep in de achttiende eeuw voortleefde, blijkt uit een zaak die in 1725 plaatshad. Dankzij een dossier in het archief van de Raad van Vlaanderen kunnen we er ons nog een goed idee van vormenGa naar voetnoot(1).
Te Neerwaasten, een klein landbouwdorp in het uiterste zuiden van West-Vlaanderen, op de grens met Frankrijk, gelegen tussen Waasten (Warneton) en Komen (Comines), baatte Joanna de Wilde een hoeve uit. Deze vijftigjarige vrouw was in 1725 sedert ongeveer een jaar weduwe van Antoine du Mortier. Sedert de dood van haar echtgenoot ging het haar trouwens helemaal niet meer voor de wind. Een groot aantal dieren, koeien, paarden en varkens, werden ziek en (of) stierven op onverklaarbare wijze. Bovendien was haar dochter sedert enige tijd ziek, wat haar scheelde was niet duidelijk maar haar toestand werd steeds slechter. Geleidelijk was men gaan denken dat hier kwade krachten aan het werk waren. Wie deze mogelijkheid voor het eerst geopperd had blijkt nergens. Vermoed werd evenwel dat het de weduwe du Mortier zelf was.
Wat er ook van zij, feit is dat een zekere Jenne Mignot, de weduwe van Michel Bellepaire, ervan verdacht werd een ‘toovernersse’ te zijn en verantwoordelijk voor de onverklaarbare sterftes en ziektes op het pachthof van de weduwe du Mortier. Deze vrouw woonde ‘op Nederwaesten in een cleen hutteke’, was arm, eenzaam en leefde met haar kinderen wat geïsoleerd van de dorpsgemeenschap. Zij was het, zo geloofde men, die vee en mensen had betoverd. Maar wie kan toveren, kan ook onttoveren. Men besloot in te grijpen en de ‘toovernersse’ te verplichten haar betovering ongedaan te maken.
Op zondag 1 juli 1725 kwam Jenne Mignot terug van de mis. Op weg naar huis werd ze aangesproken door twee inwoners van het naburige Komen, Jacques Lauwick, bijgenaamd Roulu en Jean-François de la Notte, ‘gheseijt Carno of Carnotje’. Ze zeiden dat ze met hen mee moest gaan naar de hoeve van Joanna de Wilde. Onderweg daarheen beschuldigden ze haar ervan een tovenares te zijn en bevolen haar dat ze moest onttoveren wat ze gedaan had, d.w.z. de gezondheid weergeven aan de zieke koeien en aan het dochtertje van de weduwe du Mortier. | |
[pagina 243]
| |
Weduwe Bellepaire houdt vol dat ze onschuldig is en niet kan onttoveren wat ze niet gedaan heeft. Het mag echter niet baten. Wanneer ze op de hoeve aankomen, brengt men de zg. toverheks naar een kamer. Men legt haar een koord om de hals en doet haar op een ladder klimmen. Onder de ladder wordt stro opgehoopt en in brand gestoken. Wanneer de rook begint te stijgen, wordt de vrouw van de ladder gegooid. Maar nog houdt ze haar onschuld staande. Dan wordt ze met een mes bedreigd. Men zal haar - zo zegt men- het hart uit het lichaam snijden wanneer ze niet dadelijk het kind en de dieren weer gezond maakt. Maar het helpt allemaal niet en tenslotte laat men de weduwe Bellepaire naar huis gaan. 's Avonds beroemt Roulu er zich in de herberg den Corten Keer te Neerwaasten op dat hij de weduwe tot bekentenissen heeft gebracht en ‘dat hij haer t'mes op de kele ghehouden hadde ende haer stampen op t'lijf ghegheven’. 's Anderendaags, maandag 2 juli sterft het dochtertje van Joanna de Wilde.
Het spreekt vanzelf dat Jenne thuis het gebeurde vertelt aan haar zoon en dochter. Die nemen zich voor klacht neer te leggen bij het gerecht van de ‘zaele ende casselrie van Yper’. Op dinsdag 3 juli gaat de dochter daartoe naar haar broer Thobi om met hem af te spreken om 's anderendaags naar Ieper bij de baljuw te gaan.
Maar op dezelfde dinsdag, terwijl de dochter Marie-Jeanne (30j.) naar haar broer is en haar moeder alleen thuis achterblijft, verschijnen dezelfde twee mannen van de zondag, versterkt met een derde persoon, Andries Darme bijgenaamd Scholastique, voor het huis van de weduwe Bellepaire. Ze zijn alle drie gewapend met een dikke knuppel. Ze halen de vrouw uit haar huis en zeggen dat ze met hen mee moet naar Ieper om ze daar aan het gerecht over te leveren. De vrouw heeft daar blijkbaar geen bezwaar tegen en gaat gewillig met hen mee. Ze weet nog niet dat de dochter van de weduwe du Mortier ondertussen gestorven is.
Een zekere Jacques Henneron, een ‘casselrie gast’, d.i. een soort politieman in dienst van de kasselrij van Ieper, bevindt zich eveneens in de buurt. Hij vertelt aan de andere drie dat de weduwe alleen thuis is en volgt het gezelschap, nadat het zich op weg begeven heeft, van verre. Het is duidelijk dat hij bij de zaak betrokken is maar er toch niet al te actief wil aan deelnemen. Als politieman kon hij zich dat natuurlijk niet veroorloven. We komen er verder op terug.
Onderweg blijkt al vlug dat de drie mannen de oude vrouw niet naar Ieper maar opnieuw naar de hoeve van Joanna de Wilde brengen. | |
[pagina 244]
| |
Weer wordt ze er in een kamer gebracht en gefolterd. Men zet haar gebonden met blote voeten, benen en dijen voor een vuur tot ze helemaal verschroeid en gedeeltelijk met brandwonden overdekt is. Niettegenstaande de hevige pijnen, weigert de vrouw te bekennen een toverheks te zijn en genezing te kunnen brengen. Daarop wordt haar een koord onder de armen gebonden en een andere rond het middel, waarna ze in de gracht van de omwalde hoeve een paar keer wordt ondergedompeld. Het lijkt alsof dit een zg. heksenproef was, zoals die uit de heksenprocessen welbekend is, maar expliciet wordt dit niet vermeldGa naar voetnoot(2). Wanneer ook dit niet helpt wordt ze weer, bijna geheel naakt, voor een brandend vuur gezet zodat benen en billen bijna geroosterd worden. Dan wordt ze nog eens in de wal gegooid.
De hoevebewoonster, Joanna de Wilde, is hierbij aanwezig. Dit is ook het geval voor nog een paar andere mannen, o.m. Antoine Bonduel, een vierendertigjarige ‘marchand et cabarettier’ van de herberg La Liste d'Or in Noord-Komen. Het was in zijn herberg dat de drie zo-even genoemde mannen hun plannen voor de derde juli hadden beraamd en de cafébaas had blijkbaar besloten ook eens een kijkje te komen nemen. Eveneens aanwezig was de reeds genoemde politieagent Jacques Henneron, die evenmin als de anderen, niets ondernam om de foltering te beletten.
Wanneer deze foltering al een tijd aan de gang is, komt op de hoeve ook Thobi Bellepaire, de zoon van de gefolterde vrouw aan. Hij ziet hoe erg zijn moeder toegetakeld is en vraagt aan Joanna de Wilde een kruiwagen om zijn moeder naar huis te voeren. Dit wordt hem geweigerd. Hij neemt zijn moeder dan maar op zijn rug en draagt haar naar huis. Verwonderlijk is dat de zoon de folteraars geen verwijten naar het hoofd slingert, dat er geen gevecht of krakeel ontstaat. Het enige dat hij blijkbaar wil is zijn moeder zo vlug mogelijk naar huis brengen.
De vrouw is er erg aan toe. Nog dezelfde avond komt de pastoor haar berechten. 's Anderendaags, 4 juli, worden haar brandwonden verzorgd door chirurgijn Joseph Willebois uit Waasten en diens helper. Het mag allemaal niet baten: de wonden zijn geïnfecteerd door het vuile water van de gracht en dit zo erg dat vrouw Bellepaire op zaterdag 7 juli overlijdt.
De zoon en de dochter van de overledene waren reeds na de eerste foltering van hun moeder op zondag 1 juli van plan geweest om de | |
[pagina 245]
| |
rechterlijke overheid van de regio te verwittigen van wat er was gebeurd. De dood van hun moeder zal in die plannen enige vertraging hebben veroorzaakt. Dat was niet onbelangrijk. Immers, de dood van de vrouw bracht ook bij anderen een reactie op gang.
Reeds toen de weduwe Bellepaire nog voor haar leven vocht, blijkt ‘dat de perpetranten [= de schuldigen] ofte iemant van hemlieden hun moeten gheaddresseert hebben aende justitie om d'overledenen t'accuseren van tooverie op hope datmen thaeren laste van officie weghen informerende, heurlieden misdaet dies te min in het licht soude ghecommen hebbende...’. Men probeerde dus de klacht van de kinderen van de weduwe Bellepaire voor te zijn. Door een onderzoek van overheidswege tegen de vrouw uit te lokken, hoopte men de aandacht van de foltering af te leiden of die op zijn minst toch in een voor de daders veel gunstiger daglicht te stellen. Wie het initiatief had genomen is niet duidelijk. Wel blijkt uit getuigenissen dat Jacques Henneron, de ‘casselrie gast’, aan een collega had gevraagd om Frans Wynckelman, baljuw van de kasselrij van Ieper tot een onderzoek over te halen. Maar deze collega had dat geweigerd toen hij hoorde dat Henneron geen enkel bewijs tegen de weduwe Bellepaire kon inbrengen. Wellicht heeft dan een andere collega, wiens naam niet genoemd wordt, deze karwei op zich genomen.
Feit is dat baljuw Wynckelman inderdaad vóór 7 juli reeds aan de schepenbank toelating vraagt om een onderzoek i.v.m. de weduwe Bellepaire te openen. Hij motiveert zijn vraag als volgt: ... datter t'sijnder kennisse ghecomen is dat seker weduwe van Michel Belpere met name Jenne Minoit, woonende op nederwaesten in een cleen hutteken onder het publicq de reputatie is hebbende van over veele jaeren een toovernersse te sijn ofte haer bemoijende met beesten te vergheven, dat sij in diversche hofsteden de menschen ende beestialen betoovert heeft, soo verre datter alreede daervan eenighe ghestorven sijn, ende dat sij selfs soude bekent hebben haer niet te connen wederhouwen van haere tooverie ten waere dat eenighe gheestelijcke de macht hadden om haer het selve te weeren, de welcke oock bekent soude hebben dat sij alleen niet en is die tooveren conde maer dat sij wel met elfve waeren... Plots blijkt de weduwe Bellepaire reeds vele jaren lang de ‘reputatie’ gehad te hebben een tovernares te zijn en zelfs deel uit te maken van een groep van twaalf. De beesten en mensen die reeds door haar kwade invloed gestorven waren, is natuurlijk een referentie aan de sterftes onder het vee op de hoeve van Joanna de Wilde en aan de dood van haar dochter en zelfs van haar man, die toen reeds een jaar eerder overleden was. | |
[pagina 246]
| |
Het lijkt waarschijnlijk dat baljuw Wynckelman te goeder trouw de toelating vroeg. Hij was gewoon verkeerd ingelicht, wellicht door een ‘casselrie gast’. In de zitting van 7 juli geeft de schepenbank hem permissie om een ‘informatie preparatoire’ te beginnen. Ironisch genoeg was de verdachte toen reeds overleden, maar dat wist men te Ieper nog niet.
Toen de ware toedracht van de gebeurtenissen en de dood van de zg. heks van Neerwaasten tot Ieper doordrongen, probeerde men de verdachten van de foltering op te pakken. Met veel moeite, weliswaar en zonder veel succes: ze waren bijtijds ondergedoken en bleken onvindbaar. Werden ze op voorhand getipt? En zo ja, door wie? Dit zijn vragen waarop we het antwoord schuldig moeten blijven.
Natuurlijk volgde er uiteindelijk wel een proces tegen de folteraars van de inmiddels overleden ‘toovernersse’. Het werd gevoerd voor de schepenbank van de ‘zaele ende casselrie’ van Ieper. De vonnissen van drie verdachten uitgesproken op 27 september 1725 zijn ons bekend maar dat Jacques Lauwick, bijgenaamd Roulu ontbreekt. Deze was wellicht onvindbaar gebleven, maar waarom hij niet in absentio gevonnist werd, is mij onbekend. De anderen werden wel veroordeeld alhoewel ook zij nog steeds voortvluchtig waren.
De la Notte wordt wegens zijn deelneming aan de foltering van 1 juli veroordeeld, maar niet voor die van 3 juli, alhoewel hij er toen ook bij was. Hij komt er vanaf met een berisping, een boete van 60 pond en de gerechtskosten. Antoine Bonduel wordt verbannen voor drie jaar, moet 50 gulden aan ‘reparatie civile’ betalen ‘in profyte vande kynderen van d'overleden’ vrouw en 40 pond boete. Andries Darme krijgt de zwaarste straf toebedeeld, niettegenstaande hij alleen op 3 juli medeplichtig was. Hij wordt veroordeeld om op een schavot ‘vóór het lanshuys deser zaele ende casselrie’ tot ‘den bloede’ gegeseld te worden en verbannen voor 15 jaar. Vermits hij voortvluchtig was, zal zijn vonnis ‘ghescreven ende gheplackt worden op een tafereel ende van den executeur vande hooghe justitie ghehanghen aen eene staecke de welcke ten dien eijnde voor het lanshuys deser zale ende casselrie gheplant wert’.
Joanna de Wilde, de weduwe du Mortier, die ervan verdacht wordt ‘dat het met haere communicatie jae op haer versouck soude zyn gheweest’, dat de weduwe Bellepaire naar haar woonplaats werd gebracht, krijgt een blaam, acht dagen gevangenis ‘te waeter ende ten broode’, een ‘reparatie civiele’ van 200 pond en 60 pond boete.
Jacques Henneron, de politieman, die op 3 juli aanwezig was, | |
[pagina 247]
| |
‘alhoewel wat van verre’ als de weduwe Bellepaire uit haar huis werd gehaald en ook op de hoeve waar ze gefolterd werd, heeft zijn plicht niet gedaan. Hij was immers als ‘casselrie gast’ aangesteld en betaald om ‘desorders... te beletten’ maar had dit schromelijk verzuimd. Hij wordt afgezet en veroordeeld om ‘eene muyte te houdenGa naar voetnoot(3) te waeter ende ten broode’ en dit acht dagen lang. Hij krijgt een blaam en moet de proceskosten betalen.
De hele zaak krijgt ook nog een staartje. En dat verwondert ons eigenlijk niet, al was het maar wegens de bijzondere mildheid van de uitgesproken straffen. Jammer genoeg is de procesbundel op dit punt weinig duidelijk en zeer onvolledig. Toch een paar gegevens.
Reeds op 26 oktober 1725 werd bij de koning een genadeverzoek ingediend. Door wie is niet bekend. Op die datum vraagt de koning aan de Raad van Vlaanderen, het hoogste gerechtshof, om de processtukken te Ieper op te vragen. Kwam er een nieuw proces? We weten het niet. Op 7 juli 1726 horen we nog een laatste maal een echo van deze zaak. Op die datum blijkt Antoine Bonduel met een koord uit de gevangenis van Ieper ontsnapt te zijn. Jacques Henneron probeerde dat ook maar toen hij de koord gebruikte brak die en de gevangene kwetste zich en werd opnieuw ingerekend. Hij weigert te zeggen wie de koord in de gevangenis heeft binnengesmokkeld.
Wat deden beiden toen in de gevangenis? Op deze vraag (zoals ook op andere) moet ik het antwoord schuldig blijven. Het blijkt een geheimzinnige en intrigerende zaak, waarover we met zekerheid alleen kunnen zeggen dat ze heel wat onopgeloste of onderbelichte aspecten vertoont. En ook daarom is ze interessant. W.L. Braekman |
|