Wij troffen - zonder hiernaar een exhaustief onderzoek te verrichten, dus het hoeft niet eens de oudste vermelding te zijn - een soortgelijk citaat immers al aan in de kasselrijrekening van Veurne over 1609-1610, waar de klokkenluider ook betaald werd om ghetorden thebben de groote clocke bij de terechtstelling van een moordenaar (Rijksarchief Brugge, Kasselrijrekeningen Veurne, nr. 49, f. 46).
Opvallend gegeven is wel dat we dit gebruik dus vooralsnog steeds aantreffen in de kasselrijrekeningen van Veurne, én pas na de fusie van de stad met de kasselrij in 1586. In de stadsrekeningen van voor die periode vonden we nog geen vermeldingen van klokgelui bij terechtstellingen. Nadat de stad en de kasselrij versmolten waren, was dit alvast één van de vele onkosten, die naar de rekening van de kasselrij verwezen werden. Nochtans was de klok voordien het eigendom van de stad; in de vroegere stadsrekeningen worden regelmatig de gewone vergoedingen voor de klokluider ingeschreven.
Overigens dient vermeld dat De Potter, Borre en Ronse (dl. 2, p. 266) bij de bespreking van het Bomke een legende citeren, die wou dat de klok zelf het gevolg van een terechtstelling was. Een veroordeelde zou ze hebben doen gieten, waarbij de klok voor het eerst speelde op zijn eigen terechtstelling! Maar zij verwijzen dit verhaal zelf al naar het rijk der fabelen.
Hoewel de basklok, het Bomke, volgens zijn opschrift dus geheel andere bedoelingen had, met name de burgers te wapen roepen bij brand of oorlog en de dagen in uren verdelen (zie A. Deschrevel, Het klokkengietersgeslacht de Leenknecht (alias van Harelbeke), in Biekorf, 60 (1959), p. 323), is de geschiedenis ervan dus toch steeds verbonden geweest met terechtstellingen.
J. Van Acker
Niet alleen in sommige Franse steden werden bij terechtstellingen de klokken geluid. Ook bij ons was dit het geval. Te Gent werd dit gebruik in de lente van 1674 ingevoerd. Dit blijkt uit de volgende passage uit een Gents Memorieboek (Univ. Gent, hs. 3815, fol. 18v-19r):
‘Den 14. Maerte 1674 [werd door het magistraat] gheresolveert hedent ten elf uren en half te doen luijden de tweede groote clocke voor signael van dat men sal doen justitie van doodt, ende de selve te laeten luijden tot dies de justitie dieder staet te ghebeuren, sal wesen volbracht. 't Welcke men in toecomende tijden sal blijven observeren [=doen]’.
Wie op die dag in de Arteveldestad de twijfelachtige eer heeft genoten om onder klokkengelui van het leven beroofd te worden, is mij niet bekend. Het doet er trouwens weinig toe.
Op te merken valt dat er in het Belfort van Gent drie grote klokken hingen (cf. fol. 23r in het genoemde hs) en dat het dus geen kerkklok was die geluid werd, maar een stadsklok.
W.L. Braekman