Schieten, slaan, steken en ‘pittepalinghe’ (Vraagw. 2000, blz. 200)
Wat betekent ‘schote, stekeslaan, pit en palen’ vraagt A.D. in een citaat uit zekere Kueren ende statuuten.... uit 1540: ‘Dat yemandt schote slough of stake up eenich huus.... of up yemande die daer inne waere...’. In deze tekst wordt de strafmaat bepaald wanneer iemand zou schieten (bv. met een boog) of slaan (bv. met een stok) of zou gaan steken (met zwaard, riek, piek) op de muur van een huis of op iemand die zich daarbinnen bevindt. Bij twisten en gevechten in herbergen gooide de waard dikwijls een van de vechtenden op straat. Die koelde dan zijn wraak op de muur, de deur of de ramen van het voor hem gesloten huis, of, indien hij toch nog binnen mocht, op iemand die er aanwezig was. Van het onbestaande (werk)woord ‘stakeslaan’ is dus geen sprake.
Een ander deel in dezelfde Keure bepaalt de regels voor de ‘pittepalinghe’, een samenstelling die bij De Bo voorkomt als ‘puttepalen’ en ‘puttepaling’: het uitpalen van pitten of punten ‘met grachten of anderszins’ (cf. Fr. délimination).
W.L. Braekman