Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
Visserij, vogelvangst en jacht op patrijzen in OostrozebekeIn de meeste gevallen werden jacht, voghelrie ende visscherie in één adem vernoemd in de denombrementen die de heerlijke rechten in feodale goederen opsommen. In de oude tijd vóór 1795 bleken die zaken gewoonlijk samen te gaan.
De heren van Ingelmunster, die uitgebreide feodale gebieden bezaten in hun buurgemeente Oostrozebeke, waren de gelukkige bezitters van de jacht, de vogelvangst en de visserij in een groot stuk van Oostrozebeke, onder andere ‘vanden CaelberchGa naar voetnoot(1) naer merchenGa naar voetnoot(2)’, langs beide zijden van de Mandel. Hun oudste en vroegste feodale rechtsvoorgangers zullen vermoedelijk in Oostrozebeke zelf en persoonlijk gejaagd, gevist en vogels gevangen hebben in hun heerlijkheden.
Jagen op wild was vroeger bijna een exclusieve bezigheid en zelfs een statussymbool van de edellieden uit het Ancien Regime. Dat de heren van Ingelmunster zelf en persoonlijk op jacht trokken blijkt alleen al uit het feit dat zij jachthonden hielden, getekend met het merk van IngelmunsterGa naar voetnoot(3), dat aangebracht (ingebrand?) werd op hun kop of in hun flanken. De jacht op groter wild werd dus door de baron van Ingelmunster waarschijnlijk zelf uitgeoefend en niet verder verpacht, tenzij misschien in kleine en/of verafgelegen gebieden, waar het de moeite niet waard was om er zich naartoe te verplaatsen. De baron, zijn familieleden en vrienden zullen zelf de buks en het roer gehanteerd hebben tot eigen genoegen en profijt.
Maar of de bewoners van het statige kasteel van Ingelmunster ook zelf vogels gingen vangen of zich onledig hielden met vis te hengelen in de Mandel of de Leie, dit kan men zich toch maar moeilijk voorstellen. Een baron die vogels met netten of lijmstokken lokte of die vis peurde in een beek, was wel een grote uitzondering.
Om hun rechten op het stuk van vogelvangst en visserij toch niet te laten verjaren of verloren gaan, werden deze rechten dan maar verhuurd aan landslieden uit de buurt, vaak tegen geringe vergoedingen. Zo bleven vis- en vogelvangst gevrijwaard en brachten ze nog iets op. | |
[pagina 364]
| |
Enkele pachtbrieven van vogel- en visvangst zijn te vinden in het omvangrijke familiearchief van de heren van Ingelmunster. In Wakken bijvoorbeeld verpachtten de heren van Ingelmunster het visrecht dat hen toekwam in de Mandel aan particulieren. In 1732 was dit uitgegeven aan Carel de Smet voor zes opeenvolgende jaren, met ingang van kerstmis 1732 tegen 8 gulden per jaar. In 1737 werd het visrecht in de Mandel te Wakken verpacht voor vier jaar aan Joos Lobbestael. Enz.Ga naar voetnoot(4)
Hoe miniem en bijna hoe symbolisch de opbrengsten van de visscrijrechten waren, toch hielden de barons dit nauwkeurig bij en desnoods werd er geprocedeerd om deze prerogatieven te behouden of te verdedigen tegen hen die ze wilden usurperen. Zo voerde Wolfgang baron de Plotho van Ingelmunster als aanlegger een proces in de Raad van Vlaanderen te Gent tegen de abt van Ename over zijn visrecht in Oostrozebeke. De abt van Ename, patroon van de kerk te Oostrozebeke en tevens heer van de heerlijkheid ten Dale nabij de Mandel in die gemeente, lag in conflict met de baron nopens het recht tot vissen in de Mandel. Het visrecht behoorde op een bepaalde plaats aan beiden toe; aan de ene kant van de Mandel aan de Plotho en aan de overzijde was het de abdij die dit recht mocht uitoefenen. De baron trad op tegen de pachter van de abdij die iets te ver ging in zijn visserij en uitkwam in de waterkant van de baron... De Plotho haalde in dit geding zelfs retroacten naar boven uit het jaar 1468 om zijn goed recht te staven. Het proces begon in 1629 en het laatste stuk uit de bundel dateert van 1645Ga naar voetnoot(5). De kosten van dit langdurig geschil, wat de uitval ook mag geweest zijn, zullen de opbrengst van de verpachting der visrechten in Oostrozebeke in sterke mate overschaduwd hebben!
Ook het recht om vogels te vangen en te jagen op patrijzen werd in Oostrozebeke verpacht. In bijlage geven we de tekst weer van zulke ‘verpachting’. Het archief de Plotho bevat verscheidene zulke onderhandse akten. Omdat er, naar wij menen, maar weinig dergelijke stukken bekend zijn, geven we het pachtbriefje uit 1683 weer, dat verleend werd aan Joos Vinckier, blijkbaar een ongeletterde inwoner van Oostrozebeke of uit de onmiddellijke omgevingGa naar voetnoot(6). Vinckier moest onder dit ‘contract’ om de zoveel jaren een kruisje plaatsen om vogels en patrijzen te mogen vangen in Oostrozebeke. Het is niet bekend of de baron dan van zijn kant een soort attest of permis afle- | |
[pagina 365]
| |
verde aan Vinckier, zodat ook de pachter in deze aangelegenheid iets in handen had. Het is goed mogelijk dat de baron zulke grote overhand in deze zaak had, dat de ondertekende verklaring door Vinckier het enige ‘papier’ is dat aan deze huurovereenkomst werd gewijd. Alleszins zat de pachter volledig in de greep van de baron. Om de drie jaar kwam er een nieuw contractje, maar de baron kon dan nog ieder jaar alles intrekken of andere pachtvoorwaarden opleggen. Hij hield dus via zijn zaakgelastigde stevig de hand aan deze kleinere voorrechten in de talrijke gebieden waar hij het voor het zeggen had.
Het is duidelijk dat deze zeggenschap met de afschaffing van de feodaliteit (1795) in het niet verdween. Voor de publieke waterlopen golden van toen af andere wetten en reglementen, en ook het luchtruim kende geen feodale beperkingen meer. De tijd van de absolute prerogatieven was voor goed voorbij. L. Van Acker | |
BijlageJoos Vinckier fs. Guill. heeft midts desen voor drye jaeren innegaende onse Lieve Vrauwendach half oust van dit jaer in pachte genomen de per dricerie ende voghelrye binnen de prochie van Roosebeke toebehoorende den heere baron van Jnghelmunstere ende dat voor t deel bestreckende vande Caelbergh voorts naar merchen van beede zyden vande Mandere emmers ghelyck hy Vinckier die voor desen ghehadt heeft ende dat voor ende midts vier coppelen perdricen tsjaers, die hy belooft te betalen ofte te reduceren met vier schellynghen de coppele, sullende den heere Baron voornoemt sijne obtie hebben van alle jaere dese voorwaerden t'erroepen; toerc. desen 24en oust 1683. |
|