Bezittingen van de abdij van Watten in West-Vlaanderen in 1545
Een oude opgave van de goederen en rechten van de benedictijnerabdij van Watten nabij Sint-Omaars beschrijft voor het huidige West-Vlaanderen volgende bezittingen.
De abdij bezat het tiend van de hop en het graan asscavoir le onzième fosse in Oostvleteren over het ganse grondgebied van de parochie, tiend dat ze moest delen met de pastoor. Maar de abdij kon geen tiend heffen in de heerlijkheid van de Tempeliers in die gemeente (ook geheten de heerlijkheid van Rodes).
In Westvleteren bezat ze court et cense. Bovendien waren de pastoors van de kerken waar ze het patronaatsrecht uitoefende, gehouden tot een jaarlijkse bijdrage: in Loker bedroeg deze taks 32 sch. te innen met Pasen, in Oostvleteren 32 sch. te innen op Sint-Martinus (11 november). De kerken van Westvleteren en Woesten, waar de abdij eveneens de pastoors benoemde, werden in deze taxatie niet opgenomen. Bij de taxaties, maar zonder dat er een bedrag vermeld wordt, staat eveneens de Cappella sancti Sixti, fundata nomine sancte Brigide in Elstendam, alsook de kapelanie van O.-L.-Vrouw in de kerk van Westvleteren.
Watten, waar graaf Diederik van de Elzas begraven ligt, had een bijzondere relatie met onze streken, wegens het feit dat deze graaf het H. Bloed naar Brugge zou overgebracht hebben vanuit Watten.
Onder de uitgaven van de abdij staat daarom jaarlijks de volgende post geboekt: Au messager qui annonce la procession du Sainct-Sang de Bruges, d'ancienne coustume, met een bedrag van 12 sch. (1545).
Deze opgave staat gedrukt in een bij ons weinig bekend werk, nl. Archives historiques et littéraires du Nord de la France, (ca. 1856), dl. VI, blz. 262 e.v.
A.B.