Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
De verering voor 1600 van Onze-Lieve-Vrouw van MesenDe devotie tot O.-L.-Vrouw van Mesen was bijzonder populair in de 17de en de 18de eeuw. Uit deze periode bestaan er hieromtrent talrijke getuigenissen. Er is een 17de-eeuwse lijst van ‘mirakels’ voorhanden en vele vermeldingen in het archief en in de historische literatuur verwijzen naar deze bloeiende MariavereringGa naar voetnoot(1). Over de verspreiding van de bekendheid van O.-L.-Vrouw van Mesen in die tijden was het zelfs mogelijk op een landkaart aan te duiden tot waar de invloed van deze bedevaart naar Mesen ongeveer strekte. Dit gebied omvatte een groot stuk van de Zuidelijke Nederlanden en een brede zone in het huidige Frans-Vlaanderen en het departement Pas-de-CalaisGa naar voetnoot(2).
Uit het weinige dat bekend is over deze devotie uit de jaren vóór 1600 (dus voor de Geuzentijd) kan men toch reeds enigszins afleiden en vermoeden dat de eredienst van O.-L.-Vrouw van Mesen, toen ook al heel wat meer uitstraling had dan een lokale devotie, beperkt tot de stad en de onmiddellijke omgeving. Daar stond vooreerst een zilveren mirakelbeeld van O.-L.-Vrouw in de kerk van Mesen, waar een schone legende aan verbonden was. In 1464 werd er een grote Mariakapel in de abdijkerk gebouwd. Enkele getuigenissen uit het archief van de abdij, samen met de verhalende bronnen, zoals kronieken, attesteren het bestaan in de 15de en de 16de eeuw van een drukke verering van O.-L.-Vrouw, onderbroken door de godsdiensttroebelen uit het laatste kwart van de 16de eeuw.
Tot hiertoe kon men uit die vroegere tijden eigenlijk maar weinig bewijzen aanbrengen over de weerklank van Mesen in verder afgelegen regio's vóór 1600. Toch was er één enkel getuigenis die dit liet vermoeden. Namelijk dat er in 1514 een inwoner uit Poperinge, op bevel van de abt van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars op strafbedevaart werd gezonden naar O.-L.-Vrouw van Mesen. Hij moest er op zijn kosten een Mis laten opdragen en bij zijn terugkeer een getuigschrift voorleggen dat hij in Mesen geweest was en er zijn devoties had volbrachtGa naar voetnoot(3). Omdat er zo weinig uit die jaren bekend | |
[pagina 242]
| |
was over deze eredienst in wijdere kring dan de abdij en de naaste omgeving, besloot de auteur over de abdij van Mesen dan maar: ‘Vanaf 1514 horen we gedurende de 16de eeuw niets meer van de O.-L.-Vrouwverering in Mesen’Ga naar voetnoot(4).
Thans kunnen we enkele citaten aanhalen waaruit blijkt dat O.-L.-Vrouw van Mesen reeds populair was vóór het midden van de 16de eeuw, dus zeker tot in de tijd dat de strafbedevaarten in onze streken in onbruik geraakten. Hieruit komt duidelijk naar voor dat Mesen een ruime vermaardheid genoot ver buiten de omgeving van de stad en bijgevolg in verder afgelegen streken goed bekend was.
***
In de kerk van Zudausques, een dorpje nabij Sint-Omaars in het kanton Lumbres, hing er nog in 1910 een klok, toegewijd aan O.-L.-Vrouw van Mesen. Ze was gegoten in 1506 door Colard du Breucq. Ze was de enige klok in die kerk en sinds haar ontstaan was ze altijd in Zudausques gebleven. Het opschrift luidde: a. dieu. plaisant. marie. est. mon. non. Op de klok stond er een afbeelding van Maria en daaronder in een rechthoekje: Deze tekst dient gelezen te worden als de mesin(n)eGa naar voetnoot(5). Dit is een aanwijzing dat de devotie tot O.-L.-Vrouw van Mesen in deze streek toen reeds goed bekend was.
In 1490 legateerde Catherine Desplanques, wonend in Sint-Omaars, een bepaalde som om een bedevaart uit devotie (bij testament?) te laten doen naar Mesen ‘a pies deschaulx depuis lille jusques aud(it) lieu de Messines’Ga naar voetnoot(6). De bedevaarder mocht dus het traject geschoeid afleggen tot in Rijsel, maar vanaf Rijsel moest het blootsvoets tot in Mesen. | |
[pagina 243]
| |
Mesen staat ook in enkele lijsten van strafbedevaarten. Zulke lijsten dateren bijna alle van vóór 1550 en werden meestal opgesteld in de 15de eeuw. De auteurs die over de abdij van Mesen publiceerden zijn het over het algemeen eens om de grote opgang van de Mariadevotie in de Mesense abdij precies te situeren in de laatste helft van de 15de eeuw, alhoewel de abdij reeds in de beginperiode de naam droeg van ecclesia beate Marie Mecinensis (1144)Ga naar voetnoot(7). De bouw van de Mariakapel in de kerk (1464), samen met enkele bewaard gebleven teksten over de Mariaverering in de abdijGa naar voetnoot(8) wijzen op een bloeiperiode die valt in de 15de eeuw. Het verschijnen van Mesen in de lijsten der strafbedevaarten is daarom overtuigend genoeg om van een wijd verspreide en bekende verering te mogen spreken. Niet alle lijsten van stedelijke en andere strafbedevaarten zijn bewaard geblevenGa naar voetnoot(9), zodat het niet mogelijk is om vóór 1600 aan de hand van deze lijsten de bekendheid van O.-L.-Vrouw van Mesen, al was het ook maar bij benadering, geografisch juister te omschrijven.
Het O.-L.-Vrouwkapittel van Kortrijk zond zijn leden die iets mispeuterden op boetetocht naar bedevaartplaatsen in de omgeving. Soms waren dit verdere bestemmingen, als er een zwaarder vergrijp beteugeld werd (Aken, Maastricht, Brussel, Parijs, Saint-Josse-surmer,...), maar bij kleinere fouten waren het devotieplaatsen uit de streek (Kuurne, Aardenburg, Rijsel, Beselare, Dadizele,...). Op de 58 geregistreerde bekende strafbedevaarten uit het Kortrijkse kapittel, bijna alle uit de 16de eeuw, komt Mesen tussen 1542Ga naar voetnoot(10) en 1561 niet minder dan 5 maal voorGa naar voetnoot(11).
Mesen wordt ook uitdrukkelijk als strafbedevaart vermeld in de lijst van de stad Dowaai (Notre Dame de Messyne). Deze lijst dateert in haar oudste versie uit 1384/85-1420. Mesen staat er getakseerd op een afkoopwaarde van 20 schellingen. Gelijkwaardig als Sint-Adriaan (Geraardsbergen) en Sint-Hermes (Ronse) die met hetzelfde bedrag aangegeven zijnGa naar voetnoot(12). | |
[pagina 244]
| |
De lijst met strafbedevaarten, voorgeschreven door de officialiteit van het bisdom Doornik, geeft eveneens Mesen op, maar hier met een afkoopwaarde van 24 schellingen. Ter vergelijking: Ronse en Aardenburg beide 36 sch. Deze lijst dateert van rond 1600, maar zal reeds veel vroeger in gebruik geweest zijnGa naar voetnoot(13).
Volgens J. van Herwaarden zou Mesen eveneens voorkomen in de lijst der strafbedevaarten in de officialiteit van het bisdom Luik. De vermelding luidt hier nogal vreemd Ad Dominam Metensem en de afkoopsom is 5 floreni auri. Met dezelfde som staan ook Sint-Mathias in Trier, O.-L.-Vrouw van Halle en Sint-Géry in KamerijkGa naar voetnoot(14). Daargelaten de vrij onduidelijke schrijfwijze Metensem (met veel goede wil te verstaan als een verkeerde lezing voor Mecensem?), kan men zich toch afvragen of Mesen wel zo populair was dat het verschijnt in een zo afgelegen stad. Ook is de afkoopsom niet evenredig met die van de afstand tot de andere bestemmingen uit de Luikse lijst.
Eigenaardig genoeg is de naam Mesen nergens te vinden in de lijsten uit het huidige Oost-Vlaanderen. Daar is vooreerst de lijst van de stad Oudenaarde, die exact gedateerd is op het jaar 1338Ga naar voetnoot(15). Mesen komt er niet in voor. Dit is begrijpelijk, aangezien de eredienst van O.-L.-Vrouw van Mesen in zijn bloeiperiode maar te plaatsen is in de 15de eeuw en niet veel vroeger.
Van Gent bestaan er niet minder dan 5 lijsten, plus kopieën van de Gentse lijsten die gebruikt werden door de steden Geraardsbergen, Dendermonde en AalstGa naar voetnoot(16). Mesen staat nergens in deze lange lijsten, die alle tussen de 134 en 186 plaatsnamen opgeven. Kleinere bedevaartsoorden, zoals Sint-Joris-ten-Distel, Ruiselede, Torhout, Gottem, Koolskamp,... staan er wel in, maar nergens komt Mesen voor. Wel staat er een bedevaartsbestemming aangeduid in Gent als te Sinte MesineGa naar voetnoot(17), in die van Aalst T'sente MessineGa naar voetnoot(18), of in Dendermonde Tsente MeesineGa naar voetnoot(19), wat bij Van Herwaarden Te Sente | |
[pagina 245]
| |
MesmeGa naar voetnoot(20) geworden is.
De afkoopsom naar dit duistere en vreemde Mesme of Messine is in alle Gentse lijsten onveranderd gesteld op 40 sch. Dat hier Mesen bij Armentiers bedoeld is, kunnen we, alleen reeds door vergelijking met andere afkoopsommen, moeilijk aanvaarden: de veel verder afgelegen plaatsen Amiens en Atrecht bijvoorbeeld, staan in de Gentse lijsten maar respectievelijk getakseerd op 30 en 20 sch. De onduidelijke plaats Mesme uit de Gentse lijsten en Metensem uit de Luikse lijst zouden wel eens een tot op heden niet geïdentificeerde of verdwenen bedevaartplaats kunnen zijn, die met Mesen niets te maken heeftGa naar voetnoot(21).
In zoverre er vermeldingen beschikbaar zijn, mogen we dus zeggen dat de eredienst van O.-L.-Vrouw van Mesen reeds in de jaren 1400 en 1500 zo populair was dat Mesen met ere zijn plaats inneemt tussen de talrijke andere bedevaartsoorden en speciaal in Frans-Vlaanderen en aangrenzende streken vermaard en bekend was. In latere eeuwen heeft deze devotie uiteindelijk een nog grotere en ruimere verspreiding gekend en was ze zelfs uitgebreid in Oost-Vlaanderen, in Antwerpen en Brabant, verder rond Maubeuge (Henegouwen) en natuurlijk ook in een heel gebied ten Zuiden van de taalgrens tot in het Franssprekende gedeelte van Artesië. In dit laatste gebied was ze trouwens reeds ver vóór 1600 populair en bekend.
Een laatste vraag. Als er in het kapittel van Mesen in de 15de en de 16de eeuw ooit een lijst van strafbedevaarten bestond en toegepast werd, waar zouden de Mesenaars dan hun eigen boetelingen naartoe gestuurd hebben?
L. Van Acker |
|