Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
De kapittelschool van de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge in 1694De eerwaarde heren van het kapittel van Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge waren in 1694 in een proces gewikkeld dat door de Deken ende Eedt vanden Schoolmeester ende Librariers binnen... Brugghe tegen hen bij de Raad van Vlaanderen was ingespannenGa naar voetnoot(1).
Voor deze neeringhe oft ambagt van de schoolmeesters was het een oude bron van frustratie en ergernis dat ze nooit door de kapittelheren werden geraadpleegd wanneer een nieuwe meester in de kapittelschool moest worden aangesteld. Ook het Brugse magistraat vond dat heel ongepast, maar herhaalde pogingen om bij die benoemingen toch enige inspraak te krijgen, waren steeds tevergeefs gebleven.
De bedoeling van de ‘kapittelschool’ was muziek-, en ander onderricht te verstrekken aan de ‘chorallen’, de koorknapen zowel de misdienaars als de jonge zangers van het koor dat de kerkelijke diensten opluisterdeGa naar voetnoot(2). Toch werden ook kinderen die niet rechtstreeks bij de kerkelijke oefeningen betrokken waren, tot de school toegelaten. Onderricht werd er immers verstrekt aan zowel ‘choraelen vander selven kercken als andere kinderen’.
De kapittelschool van de O.-L.-Vrouwkerk benoemde dus haar ‘meesters’ zonder inspraak van de anderen, ook niet van de bisschop van Brugge. Deze laatste had echter met die toestand blijkbaar helemaal geen moeite en liet de kapittelheren maar rustig betijen. De neeringhe van schoolmeesters, daarbij op de achtergrond stiekem gesteund door het stadsbestuur, probeerde deze gang van zaken in 1694 nog maar eens te keren, maar de Raad van Vlaanderen klasseerde de zaak en alles bleef bij het oude.
Interessant is dat we, naar aanleiding van deze klacht, ook nog enkele gegevens vernemen over deze Brugse instelling. | |
[pagina 78]
| |
Zo blijkt uit het getuigenverhoor dat Meester Mattheus Spro in 1694 in deze school werkzaam was. Hij komt getuigen dat hij voor dit ambt jaren te voren was voorgedragen door de scholaster Letuis. Hij bevestigt ook dat hij aangesteld werd zonder lid te zijn van de neering van de Brugse schoolmeesters, zonder voorafgaande toelating van de bisschop van Brugge, zonder approbatie door het stadsbestuur en zonder de eed afgelegd te hebben of een preuve aan de nering met succes doorstaan te hebben. Wel had de nering hem gevraagd die preuve te willen afleggen, maar dat had de meester geweigerd als niet subiect [d.i. onderworpen] sijnde aenden verweerders [d.i. de nering] wetten oft ceuren. En die hadden niet verder aangedrongen.
Een andere getuige is Jacobus Johannes Walravens, die in 1687 als meester werd aangesteld. Hij verklaart dat hij in de selve schole (heeft) geleert [d.i. onderwezen] soo chorallen vande kercke... als andere kinderen die ter schole wilden coemen.
Op de vraag waar dit onderricht werd verstrekt, antwoordt hij dat hij, deponent, deselve schole heeft gehouden op het kerckhof recht tegenover de... kercke in het huijs doen gecompeteert [d.i. toebehoord] hebbende aenden heere advocaet Liedekercke. Hij heeft zijn benoeming gekregen op dezelfde wijze als zijn collega, Meester Spro, en ook in zijn geval had zowel de ‘nering’ als het stadsmagistraat geprobeerd hem over deze gang van zaken te ondervragen. Na consultatie van zijn kapitteloverheid had ook hij geweigerd daarop in te gaan. W.L. Braekman |
|