Pijonniers voor gravelines en Bourbourg, 1557-1558
Op 26 augustus 1557 reeds verschijnt de heer van Avelgem, Charles van Boonhem, last hebben(de) van(der) M(ajesteit) o(m)me pijonniers an(n)e te scrivene en(de) bescickene naer Greveling(en) en(de) Broucburg, metsgad(er)s te doe(n) mak(en) pipegale(n) ende and(er)e instrum(en)ten, dienen(de) ter fortificatie van(den) zelven steden. E(nd)e eene trom(m)ele binne(n) des(er) stede te doe(n) slane, en(de) zulcke p(er)soone(n) anne te scrivene, die hem(lieden) ghewilleghelick zulle(n) will(en) te(n) selve(n) dienste gheve(n). E(nd)e voorts te arresterene zekere waghene(n), o(mm)e de voorn(oem)de pipegale(n) e(nde) inst(ru)mente(n) naer de zelve stede(n) te doe(n) voerene (SAB., Secrete Resoluties 1557-1565, fol. 35).
Op 18 febr. 1558 wordt daarna aan jonker Loys Despars gevraagd of hij bereid is zich hiermee te belasten, terwijl op 19 februari een brief van Sr. Robert de Boulounge wordt gelezen die betrekking heeft op zekere ghereehscepe van alam ter fortificatie vanden steden Burburgh ende Grevelijnghe, al bij ordonnatie vanden hertoch, dewelcke bijden pensionaris Meetkerkcke hier ghegheven was te lesene (fol. 37v.-38).
Van 9 maart tot 9 mei is L. Despars dan 62 dagen afwezig te Gravelines; te Brugge wordt opnieuw drie maand later, 11 augustus (fol. 40v.) bevel gegeven te doen slaen den trommele binder stede omme te (ver)gaderen handtwerckers ofte aerbeijders te iiii sch. daech omme die fortificatie van grevelijnghe. Tgheselscap ofte ambocht vande matsenaers wordt gevraagd twaalf suppoosten te vinden die naar Gravelines zullen vertrekken om aldaer te werckene metten anderen waarna op 16 augustus volgende suppoosten aangeduid zijn: Jan van Steene, Pieter de Clercq, Pieter Kerven, Jacop Roose, Adriaen van Westhende, Martin vander Moere, Jan van Hoost, Leunis