Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 334]
| |
Het Brugse St.-Jans en St.-Lucasgilde der librariers 1457, 1469Jan Van der Stock zette de vroege data voor de Antwerpse Sint-Lucasgilde opnieuw op rij. 1417 de vroegste vermelding van Jan de Printere; 1442 de vroegst genoteerde gildestatuten; 1495 een rechterlijke uitspraak waarbij drukkers niet ondersteld worden zich in het gild in te schrijven. Een voorbeeld hoe in de praktijk verlichters en printers anderen zijn dan drukkers. Zo waren te Antwerpen vóór 1495 noch Adriaen van Liesveld noch Dirk Martens lid van St.-Lucasgilde; Mathias vander Goes (1487), Gheraert Leeu (1485), Govaert Bac (1493) welGa naar voetnoot(1).
Een onderzoek naar de situatie te Brugge, waar in 1417 een gelijknamige Jan de Printere voorkomt, en Gheraert Leeu in 1484 bv. toont hoe de tegenstelling beildemaeckers-scrivers en ondernemers, die toen scriven, in 1403 leidde tot een uitspraak waarbij beildekins te maeckene in boucken of rollen niet thuis hoort in het ambacht der beildemaeckers. Omdat de scrivers gheen ghenouch beilden ghecrighen en konnen is coopmanscepe vanden boucken, dewelcke binnen der stede van Brugghe oeyt groot ende notable gheweist heift ende noch es bedreigd door het verbod op import. Dit leidt dan in 1426 tot de uitspraak dat elkeen, poortre of vreimde, die beilden maecken can, die metter hand maecken mach binnen der stede van Brugghe; doch die moeten verkocht worden met rollen ende boucken ghebonden of onghebonden (los of ingenaaid) en elk aanmaker van die beilden moet een teeken hebben, teken dat in de Rekeningen 1454-1523 vanaf 1476 voorkomt (fig. 1). Colaerd Manchion, Symon Byninck (fig. 2), tekenen wel voluitGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 335]
| |
De librariërs, lybrayries, ghilde vanden scrivers met een leerschoel voor leerkynderen groeperen te Brugge hun coopmanscepe of nering in een St.-Jansgilde in 1457, hoewel de vroegst bewaarde rekeningen reeds aanvangen in 1454. Zij bleven doorlopend bewaard tot 1555 en werden door J. Weale uitgegeven, op 19de-eeuwse wijze dan, tot 1499Ga naar voetnoot(3).
Daaruit blijkt dat het gild reeds in 1455 over een uitvoerig pakket juwelen beschikt (de inventaris ervan wordt herzien in 1465-67), hetzelfde jaar overigens waarin de sieggen: het koorgestoelte, wordt geplaatst in de St.-Nicasiuskapel, aan de zuidzijde van de Eekhoutte-abdijkerk. Die juwelen: een vane, een missael, twee latoenen candelaers, twee ampullen, twee sloven, om die op te bergen, een broetvat (om de te bedélen nuwelen, wafeltjes, in te doen), een tortslade of tortsscove om de toortsen op te bergen, een paesbart van yvore, een scipscrine, schrijn in de vorm van een scheepje, een letrin of stapeel, een scappradekin en een ghewiede scaelge, om messe daerup te doene, om daarop mis te vieren, tonen aan vooreerst dat het gild al een hele tijd vroeger functioneerde als broederschap, en die scaelge dat men ambulant was, wat het mis-vieren, betrof, tot vóór 1455. Men vergoedt wel de abt van den Eekhoutte, die normaal zijn lidmaatschap betaalt, voor het uitlenen van bouc, kelct, ornament: de liturgica dienstig bij het mis vierenGa naar voetnoot(4). In de aanvulling op deze inventaris in 1470-71 is nieuw: een groote scipscrine onghesloeten die Colard Manchion (deken 1472-73) gaf en ii. lederen custoden (opbergdozen) om de ii crucen daerin te bestedene, en ii. ronde custoden om de appels van den crucen: altaarkruis en processiekruis bekroond met bovenstukGa naar voetnoot(5).
Het koorgestoelte, hierboven vermeld op datum 1455, wordt geleverd door een Brugs ambachtsman duidelijk terwijl C. Mansion het gild een Boecius de Consolatione schenkt om te verkopen en de kapel voorziet van een nieuw altaar gesneden door Jan Mayaert, 1473 - hij betaalt 3£ gr. die het gild aan | |
[pagina 336]
| |
hem afbetaalt tot 1477 - terwijl ook een belde van sinte nicasius wordt gesneden, gewit en verschilderd, 1476-77Ga naar voetnoot(6).
Hoogtepunt wordt de bestelling in 1477 van de altaartafel aan Hans Memling à 3£ gr. 2 sch., 5 den. waaraan de leden tussen de 4 en de 12 gr. bijdragen; altaartafel waarvan tot vandaag het onderwerp niet is bekend; wel dat die vier luiken had met, op de eerste rechts en links de portretten van Willem Vrelant (+1482) en zijn echtgenote, op de twee volgende - in grisaille - de heiligen Aernout en Nicolaes, beide laatste in 1490 in opdracht van A. Basekin en J. de Clerc vervaardigd. De eerste luiken werden duidelijk toegevoegd aan een al bestaande paneel (Memling Catalogus nr. 85): de Aurora Art Fund. Madonna wellicht, nu nog gedateerd 1490. De bestelling gebeurde overigens middels Willem Vrelant in diens huis en hij schoot zelf het bedrag voor (Hij had net de 3 Delen Valerius Maximus af). Boven het altaar bevonden zich de houten sculpturen van Joannes en Lucas, deze laatste nieuw gesneden door Jan Mayaert in 1471 want nieuwe patroon, en ook het (XIVe-eeuwse blijkbaar) Lieve-Vrouwebeeld. Voor de feestdagen schonk weduwe Jan Pijse van Axele op 9 mei 1478 een houtaercleet van tapijtcherijen van mijn heere sint jan ende sint luuc, daerinne ghemaect, terwijl in 1476-77, via een ander legaat, goudin laken werd aangemaakt door Aernout de Mol om achter de sculpturen van de sieggen te spannen op dagen van groot vertierGa naar voetnoot(7). Het gild kon vieren. Wie werden gevierd?
Gezien een eigen kapelaan en een eigen organist ter beschikking warenGa naar voetnoot(8), reeds tweede helft 15de eeuw, Joos (1491) en Janne orghelaere vanden freren (mineur) (1461) die dus ook voor de broederschap van de Droge Boom speelde, kon het feesten niet op. Beide St.-Jans, midzomer en midwinter, het eerste feest samengaand met het vernieuwen van de eed. En verder Sinte Luuc - eigenlijk al gevierd vanaf 1454Ga naar voetnoot(9), vijftien jaar vroeger dan zijn patronaatschap- | |
[pagina 337]
| |
Sinte Katelijne en Magdalene, twee typisch Brugse heiligen; Sinte-Bertelmeeus, vanwege het Eekhoutklooster, St.-Stevin en St.-Pieter; en verder Meijedach - een feest dat reeds over fundaties elders beschikt in 1400Ga naar voetnoot(10) - Nieuwendach, Conincfeest op dertiendag, feest waarbij de leerkinderen van het gild centraal staan. Sacramentsdag, en de vijf vrouwendagen, wanneer gars en meijen worden gestrooid, rozenhoeden worden opgehangen en nuwelen, ouwelen, uitgestrooid. Het betrof alles bij mekaar 75 feestdagenGa naar voetnoot(11), de zondagen inbegrepen, waarop de leden van het St.-Jansgilde verwacht werden in de Nicasiuskapel ten Eekhoutte. Over hoeveel leden gaat dit wel?
Dit getal is, althans met de Rekeningen als maatstaf, vrij variabel: in 1456-57 25+3 vrouwen; de vroegste rekening geeft er 40; in 1511 zijn er 51 waaronder 10 vrouwen; in 1523 75 waarvan 4 juffrouwen en 7 weduwen; in 1560-63 zijn er zelfs 30 nieuw-gevrijden, nieuw aanvaardGa naar voetnoot(12). Het getal leerjongens of meisjes: 4, 7, 10 per jaar. Willem Vrelant, die het initiatief nam voor het Memling-paneel heeft blijkbaar zelf een dochter Betkin opgeleid (1484 lid) en neemt in 1464 Maeiken Robrechts, in 1467 Grietkin, dochter van Lodewijk Breyels, in 1476 Rombout van Utrecht en Betkin Scepens, in 1474 Loys Wittoen, Ancelm vanden Beecke, Hubert van New Castle in opleiding. Ook de toevloed aan nieuwe leden is variabel, met opmerkelijk in 1471 Jan Paradys uit Hesdin, Jan van den Wingaerde uit Holland, Zegher de Vos, scriver uit BrueseleGa naar voetnoot(13).
Hier noemen de drie laatst geciteerden scrivers. Normaal wordt het beroep niet exact meegedeeld. Dieric de prentere in 1456, Pieter de prentere 1485 en Daneel de prentere, zullen wellicht net als Jan Spierinc, 1478, Lieven, 1483, en Jan Moke, 1486 beildemakers zijn geweest die werken met doorscineghe vaerwe, hoewel prenter nog in de 16de eeuw | |
[pagina 338]
| |
bij Pieter de Clercq (ook) drukker betekentGa naar voetnoot(14). Dieric de vinghettemakere, 1478, Jan Ferri (de Smit uit Holland) 1481, Maertin van Axele, 1490 en Pieter van Middemblijc, 1482 zijn prentvercoopers en -makers; Coppin, 1460, Stevin Coetsoen en Clays Knodde prentmakersGa naar voetnoot(15).
Anderen als Willem van Scoenhoven, Jan van Ghent, Quintijn (ten Eechoute), Jacob Bleauvoet 1495 - net als 30 jaar vroeger Corin de scoelmeester, Heindrik Priem 1477, Willem fs. Heinricx (in de witte leertauwersstrate) 1458 - maakten zich als schoolhouders lid lang voor de verplichting daartoe bestond vanaf 1548; tenzij zij via schrijfwerk hun gage optrokken. Zo waren ook steeds beildemakers lid, net als boekbinders: Jan de Castilghe (Castilië), binder bij Antoon van Gavere 1478, en wellicht Andries van Crombrugghe 1459-60. Toorkin, de zoon van Jacob van Gavere, is dan verlichterGa naar voetnoot(16).
Leden betalen allerhande ghelden: kerfghelde 2 gr. vl. per afwezigheid; pelderghelde, wanneer zij hun doodsschuld betalen (voor kinderen is het alleen een cleenen peldre), ghelde van leerscoel: leergeld voor die kinderen die nieuleerkinderen of leermeyskins noemen; en uiteraard jaerghelde of maentghelde, vanwege lidmaatschap; en bij speciale aankopen, bv. in 1467 bij de aanmaak door Aernout de Mol van een fluwelen wimpel met zijde fringhen: vaneghelde, ter ghestichte (aanmaak) vander vane; of gratuite aanbetalingen, bij de aankoop van het paneel van Memling: 3£ 2 sch. 5 den. vl.Ga naar voetnoot(17). En wanneer er feest is gaat dit feest na de kerkdienst verder in één van de talrijke cabaretten waar men ommegaet, wat ook gebeurt telkens een gildelid is overleden en begraven. De cabaretten heten: de peckere, de zunne, 'tblochuus, de munte, twezelkin, tdraexkin, den sopper, den halsberch, blanckenberghe, de nachteghael, tketelkin, de colve, tvlieghend hert, sint jooris, de brede steeghere, tfonteynekin en natuurlijk ook den blenden eesel op het burgplein. Men komt er zelfs met leden van andere niet verwante | |
[pagina 339]
| |
beroepen samen, vb. met de pattinmakers, schaatsenmakersGa naar voetnoot(18).
Van bij de aanvang van de Rekeningen komen de grote namen van het boekbedrijf naar voor: Jan Bortoen (Britoen, Bartoen), Colaert Mansioen (Manchion) die in 1482 de Boëthius gaf, Willem Vrelant, Philips de Mazerolles en Gerard Leeu, prenter in Gouda, 1484; en 1502 Heyndrik van Hecke, prenter te Antwerpen, zoals Cornelis de Grave, 1516 en Hendrick Eckert, 1523Ga naar voetnoot(19). En de librariërs Johannes de Nuse uit Leuven, 1476, en 1510 Anthonis van Dornicke, librariër uit Antwerpen, en 1510 ook Fr. Birckmans, Cuelenare eerst genoemd, daarna, 1517, uit AntwerpenGa naar voetnoot(20).
Willem Vrelant inde Vlamincdam bewoonde een huis, dicht bij het atelier van H. Memlinc. Morissis Haec (1454 e.v.), huurder van een verkoopscel in St.-Donaas (1469-+1477) deed het vroegst genoteerde cadeau aan het gilde: een zelf aangemaakte bibele en net, als de gift van Mansion, bestemd om die te verkopen. Mansion nam daarna, 1476-83, het pand over als eigen verkoopscentrum. En ook een Janne van Hulst komt voor in 1548; en Jan Vilt, de Brugse vertaler van Boëthius, 1468Ga naar voetnoot(21).
Van de verlichters-miniaturisten zijn naast Willem Vrelant, 1454 e.v., zowel Lowijs Liédet, 1471, als Philips de Mazerolles, in hetzelfde jaar en 1474 Aernout de Cat merkwaardige namenGa naar voetnoot(22), zoals in de 16de eeuw de deken 1524 Symon Bijninck, 1508; en bij de boekbinders Jan Thoolnare, Anthuenis van Damme, Pauwels van Vardebeke, Lowijs Bloc en wellicht de aanmaker, na Anthuenis de Roovere (+1482), van de Chronijcke van Vlaenderen: Andries de Smet; die net als zijn zoon Maertin in 1520 wegens sympathieën voor Luther in moeilijkheden kwam. Tenslotte was Simon vander Meulene als boekhandelaar een | |
[pagina 340]
| |
merkwaardige tussenpersoon, ook om geleerde edities te Brugge ter beschikking te leggenGa naar voetnoot(23). A. Dewitte Fig. 1: Oudst voorkomende merktekens in Rek. 1476, fol. 121v. Het betreft Lievin Thoolnare, Jan de Caet, Jan vanden Berghe, Jan de Clerc en Willem van de Velde.
Fig. 2: Handtekening Symon Byninck en Heindric vander Eecke, deken resp. gouverneur 1524 (Rek. fol. 199).
|
|