De commissie der tentoonstelling van 1820
In 1820 werd er in Gent een expositie gehouden waar producten uit het hele Nederlandse Koninkrijk te zien waren. Bij besluit van 13 januari 1820 werd door de Gedeputeerde Staten van West-Vlaanderen een aantal candidaten benoemd als lid van de tentoonstellingscommissie. De Staten namen vooral leden op uit de kringen van de vier Westvlaamse handelskamers Brugge, Kortrijk, Oostende en Ieper (Recueil des Actes, jg. 1820, blz. 82-84).
Het betrof volgende personen: voor Brugge: Vande Male-Denys, Dujardin vader, J.B. Clicteur, Carel Steenkiste (wollefabrikant), Wymelbeke-Vercauteren, Van Loo-d'Hauw en Ivo de Laveleye. Voor Oostende: Franciscus De Bal, Alexius Perlau en Joseph Vanden Abeele (kooplieden). Voor Ieper: Castrique-Werkyn (katoenfabrikant), Vanden Bogaerde (koopman) en De Poorter-Roffiaen (lintenfabrikant). Voor Kortrijk: Ferdinand Goethals (lijnwaadkoopman), Franciscus Van Ruymbeke en Pieter Bruneel-De Lavigne.
Deze namen zijn voor West-Vlaanderen zowat de voornaamste officiële vertegenwoordigers van handel en industrie in die jaren, uit het midden van de handelskamers.
De expositie van Gent werd een succes. Niet minder dan 520 deelnemers stelden hun waren en uitvindingen tentoon. Maar onder de juryleden, die de prijzen toekenden, was er geen enkele Westvlaming! Westvlamingen wonnen wel een paar bronzen erepenningen, maar de oogst aan gouden en zilveren medailles was buitengewoon mager!
L.V.A.