Biekorf. Jaargang 96

Onze provinciale landbouwkamer in 1818

Bij koninklijk besluit uit Den Haag, gedateerd 14 October 1818, benoemde koning Willem I de leden van de commissions d'agriculture in de Zuidelijke Nederlanden. Voor West-Vlaanderen, dat recht had op 8 leden, werden volgende namen aangegeven: Bernard Van Severen, Louis Vanden Bogaerde, baron de Serret en de Croeser van Caloen uit Brugge, August Wieland uit Oostende, L. de Lavaleye uit Zonnebeke, Bataillie uit Avelgem en Herwyn-Legillon uit Veurne (Recueil des Actes, jaar 1818, blz. 333).

De samenstelling van deze Commissie of Kamer bevat zowel leden die in het verleden reeds zetelden in de Commission départementale d'Agriculture onder de Fransen, ingesteld in 1806 (de Croeser, Vanden Bogaerde, de Serret, Wieland en Van Severen) als mannen die werkelijk interesse en bevoegdheid hadden in landbouwaangelegenheden (Wieland, de Serret, enz.).

[p. 189]

Wat wel verschilde met de samenstelling der Franse voorgangster van deze ‘Hollandse’ Landbouwcommissie, was dat de mannen uit de praktijk, de grotere landbouwers, er niet méér in vertegenwoordigd waren. Alleen De Lavaleye en Bataillie kunnen enigszins bestempeld worden als mannen die dagelijks met de werkelijke uitbating van een hoeve geconfronteerd waren. De overige leden komen uit de kringen van de grotere grondeigenaars.

L.V.A.