Vrijgewijden in het kortrijkse
Vrijgewijden waren personen, meestal vrouwen, die zich mits een geringe geldelijke vergoeding toegewijd hadden aan een kerkelijke instelling en hierdoor een meer vrij statuut konden verwervan dan de overige horigen of laten uit hun omgeving. Zij genoten speciale voordelen op spiritueel gebied en ook op het materiële vlak stak hun status heel wat gunstiger af dan die van de gewone slaven. Niemand mocht een aanslag plegen op hun persoon of hun bezit. De instelling van de vrijgewijden is te dateren tussen 950 en 1250 ongeveer.
Het statuut van vrijgewijde werd overgeërfd, bij voorkeur langs de moeder (matriarchaat!). Men was er blijkbaar van overtuigd dat alleen de afstamming van de moeder bewezen en zeker is.
Over de vrijgewijden is er bitter weinig bekend. R. Castelain heeft in het 23ste jaarboek van de Gaverstreke (Waregem 1995) op de blz. 11-17 een belangrijke bijdrage over vrijgewijden geschreven uit de streek ten zuiden van Kortrijk en ook over enkele zulke personen uit het aangrenzende Oost-vlaamse gebied. Zo geeft hij de namen en de stamboom op van een aantal vrijgewijden uit het huidige West-Vlaanderen (Deerlijk, Ingooigem, Otegem...), die zich hadden aangesloten bij de Gentse Sint-Pietersabdij.
Vrijgewijden worden in vele middeleeuwse cartularia vermeld, maar dan onder namen zoals sainteur (fr.), tributaria (lat.). Afzonderlijke studies over vrijgewijden en hun statuut, de opkomst van dit verschijnsel en ook zijn teleurgang, zijn ons niet bekend.
Eerder reeds had prof. E.I. Strubbe een lijst van vrijgewijden uit de Sint-Amandsabdij gepubliceerd (Annales Société d'Emulation, 1933, blz. 137-144). Deze door Strubbe aangehaalde personen, die hij genoteerd had van een onvolledige perkamenten rol uit het Bisschoppelijk Archief te Brugge, behelst de namen van personen uit vooral het Zuiden van onze gouw (o.m. uit Wervik, Lauwe, Boezinge, Otegem, Rumbeke, Beselare, Roeselare, Passendale, Komen, Moorslede, Moorsele, Gullegem, Ledegem, enz.). Strubbe was wellicht de eerste die dit verschijnsel in een nederlandstalige bijdrage beschreef en daarvoor ook het eerst het woord vrijgewijde gebruikte. Het woord staat nog niet vermeld in het WNT (deel XXIII, 1987).
Over de vrijgewijden bestaat er alleszins maar een magere bibliografie. Niettemin is dit verschijnsel belangrijker dan men zou denken. Het houdt verband met de opkomst en zeker ook met het verdwijnen van de slavernij in onze streken en laat iets kennen over de inwendige situatie in de vele heerlijkheden uit de vroegmiddeleeuwse feodale maatschappij. Ook de studie over persoonsnamen is gebaat bij gegevens over vrijgewijden. Daarom is het dat we de bijdrage van R. Castelain aan belanghebbende lezers aanbevelen.
L.V.A.