Confrerie van Sint-Dorothea in Ieper
In Ieper bestond er, minstens in de laatste helft van de 18de eeuw, een confrerie van Sint-Dorothea, die zich onledig hield met het kweken en uitwisselen van bloemen en zeldzame planten. Een bewijs van haar bestaan is te vinden in de Bibliographie Yproise van A. Diegerick (1880), waarin deze auteur enkele druksels van deze sociëteit beschrijft. In 1780 bij voorbeeld drukte Jacques-François Moerman een Chanson pour l'élection du nouveau prévot de la grande et célèbre confrérie de la Dorothée à Ipres naar aanleiding van de verkiezing op 6 februari 1780 van Wullems de Bistervelt tot proost van deze confrerie (nr. 1438 der verzameling van A. Diegerick).
Reeds onder 1774 staat er bij Diegerick zulk lied opgetekend (nr. 1390). De provoost of proost heette toen De Wolff. In 1776 was dit baron de Joigny de Pamele (nr. 1424). Liederen bij de verkiezing in la grande Dorothée van Ieper ter ere van messire de Ghelcke in 1779 zijn eveneens bekend (nr. 1430).
Verder verschijnen er in de lijsten van Diegerick nog vijf dergelijke, maar niet gedateerde Chansons voor Sint-Dorothea in Ieper (de nrs. 1506-1510).
De confrerie had haar altaar in de Sint-Pieterskerk te Ieper. Vermoedelijk vertoonde ze grote gelijkenis met de Brugse sociëteit. Het gebruik van het Frans als voertaal en het feit dat edellieden er proost van waren, laten uitschijnen dat zij inderdaad, net zoals in Brugge, een verzamelpunt was van een uitgelezen schare rijkelui die planten en bloemen bestudeerden. Jan-Baptist Wullems, heer van Bistervelt, was hoogbaljuw van de stad en de kasselrij Waasten. Hij stierf vóór maart 1784 toen zijn bibliotheek in Ieper publiek werd verkocht (Diegerick, druksel nr. 1475).
Biekorf 1995, blz. 334 vroeg zich af of er in Ieper ooit zulke vereniging bestond. Het antwoord is positief en brengt ons nader tot de kennis van de Ieperse bloemenliefhebbers en tulpomanen.
A.B.