Verboden wapens in Diksmuide, 1483 en 1501
Hoewel het Stadsarchief van Diksmuide tijdens de eerste wereldoorlog vrijwel geheel verdwenen is, bevat het nog enkele oude stukken, die aan de vernietiging ontsnapten. Een hiervan is een merkwaardig keurboek over de periode 1482-1568, dat ons uitgebreid inlicht over de diverse markten, allerlei ambachten, maatregelen tegen pest, brand en andere calamiteiten enz. In dit keurboek vinden we ook een stadsreglement, uitgevaardigd op 7 augustus 1483, dat een wapenverbod binnen de stad invoert (fo 8v). De verboden wapens zijn eeneghe langhe dagghen ghelyc van fatsoene als priemen, duudsche dagghen, zweerden, praessche messen, javelinen, glayen of ghespannen boghen. Op het dragen van deze wapens wordt een boete gesteld van 59 sch. par. ten voordele van de stad en de verbeurdverklaring van de wapens.
Bij deze boete dient er op gewezen dat een boete van 60 sch. beantwoordt aan de grootte van de Karolingische boete, die in het oude Vlaamse strafrecht als basis-boete bekend gebleven is (R.C. Van Caenegem, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, 1954, p. 210-211). Met hun lokale reglementering bleven de Diksmuidse schepenen dus net onder dat vorstelijk peil, wat aantoont dat de overtreding ook als een lichter geval beschouwd wordt (Ibid., p. 214). Meteen verzekerden ze er zich ook van dat de boete grotendeels aan de stad toeviel, want in een latere reglementering wordt voor boetes vanaf 60 sch. een andere verdeling opgelegd.
Op dit reglement wordt een uitzondering gemaakt voor de kooplui, die langs Diksmuide reizen. Zij mogen de stad binnen met hun wapens, maar moeten deze tijdens hun verblijf in de stad in de herberg achterlaten tot ze opnieuw vertrekken.
Een gelijkaardig reglement werd hernomen op 1 november 1501 (fo 30v), waar ditmaal eenighe langhemessen, pryemen (geschreven boven het doorstreepte dagghen), zwerden, hallebarden, pycken, javelynen, viercante ghemaecte stocken noch andere wapenen niet toegelaten worden, nu op de boete van 20 sch. par. Ook ditmaal weer wordt een uitzondering voorzien voor de vreemdelingen, die hun wapen in de herberg moeten achterlaten. Wel wordt nu uitdrukkelijk bevolen dat - zo zij dit nalaten - de herbergiers de wet hiervan op de hoogte moeten brengen.
J. Van Acker