Verachterde fundatie in Izegem 1787
Bij de aangifte van de kerkelijke inkomsten in Izegem aan Jozef II (1787) stootten de bestuurders van kerk en dis op een pieuse seculiere fondatie waar ze niet goed wijs uit geraakten (Alg. Rijksarch. Brussel, Rekenkamer, nr. 46.835).
Deze fundatie bestond uit een kleijn huijseken op 21 kleijne roeden erfve waer gemeenelijck woonen drije arme weduwen, aen welck huijseken is competerende eene rente van 12 guldens 10 stuijvers sjaers, heffende op diversche gronden van erfven onder d'heerelijckheden van Wallemote ende Aijshove. Enkele eigenaars van deze rentegeldende landerijen hadden sinds meer dan 40 jaar hun rente niet meer afgedragen. Het huisje zelf stond op de heerlijkheid van het Berlegemse.
In het landboek van Izegem stond ene juffrouw Vanden Berghe als eigenares van dit huisje opgegeven. Zijzelf of haar familie trokken zich waarschijnlijk het hele geval niet meer aan en lieten de boel maar waaien. En ook de drie arme weduwen zullen het huisje wel niet te best onderhouden hebben.
Door bemiddeling van de pastoor en de dismeesters van Izegem werd met de familie Vanden Berghe een regeling getroffen. De dis kreeg het huisje in eigendom en meteen ook het recht om de renten te innen. Het akkoord werd geakteerd op 24 april 1787 en reeds op 5 mei daarna konden pastoor en dismeesters van Izegem deze aangifte van de Pieuse seculiere fondatien op Iseghem dorp naar Brussel opzenden.
Blijkbaar heeft de verplichting tot declaratie door Jozef II hier een oude en belabberde toestand blootgelegd en doen rechttrekken. In vele parochies bestonden dergelijke, meestal zeer oude fundaties, bezetten of stichtingen, met gedevalueerde bedragen waarvan zelfs de titel niet meer voorhanden was. Ook in Izegem was dit zo. Men had er namelijk geene brieven van fondatie noghte de minste documenten daer toe relatyf bevonden, dan eenighlijck een bouxken van ontfanck van de voorseijde rente.
L.V.A.