Biekorf. Jaargang 93
(1993)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]De oude Vlaamse vinkeniersNaast de ‘grote’ ontspanningsgilden van rederijkers en schutters (handboog, busse, kruisboog) werden er in de oude tijd nog een aantal liefhebberijen en ontspanningen beoefend waarover er zeer weinig te vinden is. De kaatsers, de bolders, de schermers en nog meer andere vermakelijkheden waren wel in groepsverband georganiseerd, maar hebben bijna geen sporen nagelaten in het archief of in de historische literatuur.
Hetzelfde met de vinkeniers. Dit typisch Vlaamse, bijna zuiver Westvlaamse volksvermaak, dat nog onverminderd bloeit en floreert, vooral in het zuiden van Oost- en West-Vlaanderen, wordt nagenoeg nergens in boek of archief vermeld. Het was en het is nog steeds de liefhebberij van de gewone eenvoudige man. Vinkeniers kwamen en komen zelden in contact of in conflict met de overheid. Hun hobby is een vreedzaam spel in de zomermaanden van mei tot augustus en het stoort niemand. Er is bijgevolg bitter weinig geweten over het verleden van deze sporttak. Biekorf stond steeds open om de luttele sprokkels op te nemen die in de loop der jaren bijeenverzameld werden over de vinkeniers en hun geschiedenis.
In deze bijdrage willen wij samenbrengen wat bekend is uit het oudste verleden van onze vinkenliefhebbers, dit met een paar nieuwe vondsten aanvullen en enkele algemene lijnen pogen weer te geven die deze eigenaardige Vlaamse volkssport kenmerken.
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De vink is een zangvogel die al vroeg beschreven werdGa naar voetnoot(1). Het Middelnederlands Woordenboek van Verwijs en Verdam geeft citaten met het woord vinc uit de 14de eeuwGa naar voetnoot(2). Een vroege aanhaling van vinc te Brugge in 1315 is te lezen in een jaarvers dat besproken werd door E.I. StrubbeGa naar voetnoot(3). Het zal voor onze gouw voorlopig de oudst gedateerde vinke-tekst zijn.
Vinken komen vooral voor in boomgaarden en in laag struik- en houtgewas. Veurne-ambacht en het boomloze polderland hebben daarom dan ook altijd minder vinken gezien of vinkenliefhebberij gekend. Deze bevinding ligt weerspiegeld in de tientallen plaatsnamen met vink-samenstellingen voor landerijen, herbergen, boomgaarden, weiden en bossen, die K. De Flou optekende in zijn onvolprezen Toponymisch Woordenboek voor Westelijk VlaanderenGa naar voetnoot(4). De meeste vink-toponiemen liggen verspreid over gans Vlaanderen met duidelijk minder aanhalingen uit de vlakke polders. Ook de familienaam Vincke (de Vinck) en varianten komt bij ons heel vroeg voor, zelfs al in de 13de eeuwGa naar voetnoot(5).
De oudste vermeldingen van vinken betreffen gewoonlijk teksten die het hebben over de vogel zelf, als goede zanger, ofwel als een vogel die, net zoals spreeuwen, lijsters, merels en andere kleine vogels, gevangen werd om op te eten. De vinken waren begrepen onder de vogels waarvan de vorst en de feodale heren het alleenrecht tot vangst bezaten. De vrye voghelrie, voorbehouden aan sommige heren, sloeg ook op het vangen van vinken en ander gevogelte. De gewone man mocht dus in principe niet vissen in de openbare waterlopen, niet jagen op grof wild, geen duiven houden, geen valken kweken en ook geen kleinere vogels vangen zonder toestemming van de vorst of van zijn heerGa naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het vangen van vinken gebeurde vermoedelijk toch (en veelvuldig!) maar klandestien. In Noord-Nederland was de vinkenvangst zo populair dat zelfs nog in de vorige eeuw de universiteiten speciaal vrijaf gaven om professoren en studenten toe te laten in het oktoberseizoen aan de vinkenvangst deel te nemenGa naar voetnoot(7). Maar in Nederland is daar naderhand nooit een vinkenliefhebberij uit ontstaan.
Het is een oud bijgeloof dat vinken beter en meer kunnen zingen als ze in een donkere ruimte opgesloten zitten ofwel als ze blindgemaakt worden. De grote Franse natuurhistoricus G. Buffon (1707-1788) was nog die mening toegedaan en een populair verklarend woordenboek uit de 18de eeuw schrijft het volgende over de vink: il est sujet à avoir mal aux yeux et même à devenir aveugle. On doit alors lui donner à boire pendant plusieurs jours, de jus de quelques feuilles de poirée, mêlé avec un peu d'eau et de sucre; lui mettre un petit bâton de figuier pour se percher et s'y frotter les yeux; et ensuite de la graine de melonGa naar voetnoot(8). Tegen het blindbranden van vinken zijn reeds vroeg protesten gerezenGa naar voetnoot(9).
Vanaf de 16de eeuw zijn er sporen van vinckenaers te vinden en kunnen we ongeveer gelijktijdig het bestaan aanwijzen van een georganiseerde liefhebberij, het vinkenzetten. Hieronder geven we wat er in Vlaanderen voorlopig aangetroffen wordt over de oude vinckenaers en hun gilden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
BruggeIn zijn Langhen Adieu uit zijn Testament Rhetoricael (1560) begroet de Brugse rederijker Eduard De Dene op zeker ogenblik de Brugse vynckenaers aldus: ....
Adieu an alle bruudcommen ende die bruwen,
Adieu vynckenaers vyncken ende rutsepeewers,
Adieu joncker past / met die huulkens schuwenGa naar voetnoot(10).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wie waren die vynckenaers et wat betekent rutsepeewers?
In Brugge werd er reeds in de 15de eeuw een vogelmarkt gehouden waar allerlei gevogelte en klein wild te koop gesteld werd. Verscheidene hallegeboden, ondermeer in 1490, regelden de verkoop van deze markt en sommen op welke koopwaar er zoal aangeboden werd: zwanen, pauwen, patrijzen, reigers, hazen en konijnen, ganzen, kuikens, kapoenen, enz. Op 17 oktober 1573 werd een vrouw beboet omdat ze op de vogelmarkt een leverynghe van vyncken buiten de markturen had verkocht. In hetzelfde jaar werd een gelijkaardige straf opgelegd bij de verkoop van kwakkelsGa naar voetnoot(11).
De Brugse vogelmarkt leverde dus ook vinken, kwakkels en ander klein gevogelte als tafelgerecht en culinaire lekkernij. Daar we nergens in Brugge iets aantroffen over vinkenspel, moeten we aannemen dat de vynckenaers van De Dene vogelvangers waren. Rutsepeeuwen, dat in dezelfde zin staat, is dan waarschijnlijk te verstaan als een soort vinkenGa naar voetnoot(12).
In Brugge bestond er van oude tijden ook een ambacht van het klein gevogelte. Van dit ambacht zijn archiefstukken bewaard vanaf de 16de eeuw. Het werd ook geheten de ghilde van Sinte Marcus ghenaemt de ghilde van het cleen ghevogelte binnen Brugghe. Het bestuur van dit ambacht was den eedt van de voghelmarct (1673). Bij een betwisting over de plaats van deze gilde in de processie van het H. Bloed, betitelden de vogelvangers van Brugge zichzelf als volgt: een vrye ambacht ende gilde immediatelick resorterende onder den schiltdragher ende eedt vanden vleeschenambachte (1737). In 1712 werd de vogelmarkt gehouden op de Eiermarkt en voordien werd de oude veughelmarct ghehouden opte den houck van de wollestraeteGa naar voetnoot(13).
In 1634 werd aan dit ambacht een keure verleend. De inhoud vonden we niet terug, maar in 1661 werd verwezen naar deze keure bij het bestraffen van een gildebroeder die in de besloten tijd der vogelvangst toch vogels had gevangen. Zo weten we dat de Sint-Marcusgilde eigenlijk een gilde van vogelvangers was, waar ongetwijfeld ook vinken en andere | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vogels werden gevangen met netten, strikken en lijmstokken, zoals toen reeds gebruikelijk was.
Halfweg 1700 werd de Brugse vogelmarkt verenigd met de zuivelmarktGa naar voetnoot(14). In gans het archief van deze gilde is geen woord te vinden dat verwijst naar vinkenzettingen of vinkenspel. Tot het einde toe was het een gilde die de vogelvangst regelde en de vogelmarkt hielp bevoorraden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
GentIn Gent bestond er reeds vóór 1629 een gilde onder de bescherming van Sint-Gillis onderhouden by de vrye vynckenaers van de stadt Ghent. De gildebroeders beschreven zichzelf als gulde-broeders van Sint-Gillis, geseyd vinckenaers, onderhouden met de slagnette binnen GhendtGa naar voetnoot(15).
Op 7 mei 1629 richtten ze een rekwest tot het stadsbestuur met het verzoek een ontwerp van reglement van inwendige orde, amper enkele artikelen lang, te laten aannemen en zodoende kracht van wet te laten verlenen voor hun medegezellen. De punten die erin behandeld werden spraken over de aanvaarding van nieuwe gildebroeders en het opleggen van sommige boeten. Het is ons niet bekend of de stad inging op dit verzoekGa naar voetnoot(16).
De gilde van Sint-Gillis bezat het monopolium om binnen het rechtsgebied van de stad Gent te vyncken ofte veughelen naer cleene veughelen, t'sy met netten, slaeghen, huyl ofte ander ghewan. In 1673 richtte de gilde zich tot de koning ten einde het privilegie los te krijgen om ook bij exclusiviteit vogels te mogen vangen binnen een straal van drie mijlen rond de stad Gent. Blijkbaar was het oorspronkelijk vogelvangstgebied zo beperkt geworden dat het voortbestaan van de gilde daardoor in het gedrang dreigde te komen. Het vangen van allerlei vogels die schadelijk waren voor de veldvruchten was ‘het’ argument waarmee de Gentenaren ook buiten Gent hun aanvraag ondersteunden. Omdat men met de vraag om drie mijlen in andere rechtsgebieden dan dit van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Gent terechtkwam, won de Geheime Raad te Brussel, via een onderzoeksopdracht uitgevoerd door de Raad van Vlaanderen te Gent, het advies in van de drie kasselrijbesturen die binnen deze limiet van drie mijlen vielen. De besturen van de Kasselrij van de Oudburg en van het Land van Aalst bleken gunstig te staan tegenover de gevraagde drie mijlen, alhoewel dit indruiste tegen de feodale prerogatieven van sommige heren binnen hun gebied. Alleen de kasselrij Dendermonde stond afwijzend tegenover een monopolium aan de Gentse vinkeniers.
Op 16 december 1673 stond koning Karel II een octrooi toe aan de gilde van Sint-Gillis te Gent waarbij zij het alleenrecht verkreeg tot vogelvangen in een straal van drie mijlen buiten Gent, uitgezonderd binnen de kasselrij Dendermonde. De tekst van dit octrooi, dat 15 artikels bevatte, bevindt zich in het archief van de gilde op het stadsarchief van Gent. In de Universiteitsbibliotheek bewaart men het perkamenten exemplaar van een geautenticeerde kopie van dit octrooi dat vóór 1800 ophing in het gildelokaal van de vinkeniers te GentGa naar voetnoot(17).
Jaarlijks diende de gilde, in uitvoering van dit octrooi, een som van 20 gulden te storten in onse rekeninghe camer te Brugghe. Van meet af aan hield de Sint-Gillisgilde strenge hand aan de rechten haar verleend door de koning. Zo trad zij reeds in de jaren 1681 op in een geding in beroep voor de Raad van Vlaanderen om haar rechten inzake vogelvangst af te dwingenGa naar voetnoot(18). Nog in 1782 liet zij enkele landslieden die vogels vingen op hun erf in de parochies Sint-Jans-Leerne, Bottelare, Bachte-Maria-Leerne en elders, in overtreding nemen en beboeten.
De Sint-Gillisgilde ressorteerde onder de ambachtsgilden die niet officieel erkend waren, zoals de corporaties en de officiën. Ze had haar altaar aanvankelijk bij de paters recolletten, later bij de karmelieten-discalsen. Ze was samengesteld en werkte zoals de gewone gilden uit het Ancien Régime. Wie er intrad diende een entreegeld te betalen. Er waren zes bestuurders die jaarlijks vervangen werden door verkiezing, men was verplicht tot het vereffenen van een doodschuld, op Sint-Gillisdag (1 september) moesten de confraters | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Rekwest Gentse vinkeniers 1629.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aanwezig zijn in de jaarmis, zoals ook in de begrafenis van een gildebroeder, enz.
Vinken en andere vogels mochten gevangen worden vanaf Sint-Magdalenadag (20 juli) tot en met vastenavond. Wie het aandurfde buiten deze tijd te vangen kreeg een boete van 10 sch. per gevangen vogel met verbeurte van netten, slagen en alle vanggerief. Men mocht alleen vangen op welbepaalde plaatsen, met of zonder lokvogels, en men moest ver genoeg van mekaar afblijven, zodat de zang van de opgestelde lokvogels niet gehoord kon worden door de andere vogelvangers.
Het archief van deze gilde wordt bewaard op het stadsarchief van Gent. Aangezien er, op het rekwest van 1629 na, geen stukken bewaard zijn van vóór 1673, hebben sommige auteurs gemeend dat het koninkrijk octrooi van 1673 de eigenlijke stichtingsakte van dit ambacht wasGa naar voetnoot(19). Wij geloven echter dat het octrooi aan deze oude gilde een nieuw elan heeft bezorgd, waardoor o.m. de aanleg te verklaren is van registers en andere archiefstukken, te beginnen vanaf 1673Ga naar voetnoot(20). De gilde van Sint-Gillis eindigde haar bestaan in 1795 toen men door de Franse wetten ook in ons land vrij vogels mocht vangen.
De Sint-Gillisgilde betitelde zichzelf wel als een gilde van vinckenaers of vinckeniers, maar in haar omvangrijk archief is niets te vinden dat wijst op vinkenspel of vinkenzang. | |||||||||||||||||||||||||||||||
IeperIeper is de stad met de vroegste vermelding van een georganiseerde vinkenwedstrijd. De bekende Ieperse korenmeter en kroniekschrijver Augustijn van Hernighem, die alles nauwgezet optekende wat zijn stad beroerde, bezorgde ons een relaas van een vinkenwedstrijd in 1595: Up den eersten dach van Meye zoo wassere int hof van den saeyvuldere ghezonghen om conynck vande voghelen al waer int hof ghemaect was een perck jeghens een haghe ende afghestelt met een coorde, datter niemant by de vogehelen en mochte gaen, ende ij. vynghen voor een persoone die wylde zynghen om conynck; de liedekens van beede waeren ghekorfven ende men beghonste met dat zesse sloech totten zevenen; ende Anthones Cottyn was keysere; mette zelve voghelen hadde | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hy ij. jaer conynck gheweist van te vooren. Daer naer ghynghen zy te kercke St. Pieters ende de voghelen hynghen byden oultaerGa naar voetnoot(21). Hieruit besluiten wij dat er in Ieper al in 1593 een echte vinkeniersgilde bestond, omdat men pas keizer kan worden na tweemaal naeen in gildeverband het koningschap te hebben behaald. De tekst duidt verder aan dat deze gilde thuis was in de Sint-Pieterskerk en dat er gespeeld werd in komplot. Het komplotspel is een spel waarbij telkens enkele mededingers samen spelen en de slagen der vinken samen optellen. De groep die in totaal het hoogst scoort behaalt de prijs. Het komplotspel is nu helemaal verlaten, maar ging mee in vinkeniersmiddens tot in het begin van deze eeuw. Koning was dan diegene wiens vink de wedstrijd eindigde met het meeste liedjes. De wedstrijd te Ieper duurde, net zoals nu nog steeds, precies een uur. Zo te zien is er weinig verschil tussen een hedendaagse vinkenzetting en deze uit Ieper in 1595.
De Ieperse gilde uit 1593-95 was geen lang leven beschoren. Onder het jaar 1629 noteerde Pieter-Martinus Ramaut, die zijn Ieperse kroniek opstelde in de jaren 1768, het volgende over de Ieperse vinkeniers, iets was hij blijkbaar uit voorgaande kronieken had afgeschreven: In dit jaer was myn heere Jan Caldey den eersten keyser in de liefhebberie ofte ghilde geseydt de vinckenieren, die twee jaer tevooren maer was eerst begonst, ende desen heere Jan Caldey hadde met synen vogel dry jaeren naer een koninck geweest, ende aldus keyser verclaert waerom tot eene gedachtenisse hunnen hooftman dheer Charles Leeman, met Charles Cappelaer en Hubertus Provengier, beyde gouverneurs, nevens desen Jan Caldey, keyser, hebben een blasoen doen schilderen, alwaer een meyboom geschildert staet, en daer up de cader rondtom met goude letters, dit opschrift: Zo weten we dat de nieuwe of de herstichte gilde er pas kwam in 1627 en dat er al een keizer was in 1629. Er werd een blazoen aangemaakt en Ramaut, die schreef in 1768, voegt er aan toe: Dit selfste blaisoen rust nog tegenwoordig in de oudste guldecamere der vinckeniers die voeren voor ken- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
spreuk Oud-beminders Dianisten. De meyboom was de naam van de herberg waar de Ieperse vinkeniers hun lokaal hielden.
Over de Ieperse vinkeniers vernemen we nog meer bij Ramaut. Onder het jaar 1723 geeft hij de volgende belangrijke passus: Anno 1723 ten tyde als in de gulde der vinckenieren binnen Ipre, Louis van Hecke koninck was, ende d'heer Michiel Cornette hoofdman, ten tyde als sy hun guldhof hielden in d'herberge by de boterpoort, genaemt den meyboom, is het dan gebeurt dat den conchesierGa naar voetnoot(23) van d'herberge genaemt Gillis Vandervliedt, uyt den meyboom gink verhuysen ende gink woonen in de herberge genaemt St Jooris, als wanneer de geseyde gulde mede verhuysden, met al hunne meubels ende effecten, te weten het beildt van den H. Philippus hunnen patroon, hun blaisoen, tafel, etc., behalven een persoon alleen te weten Vincent Baus, die niet en wilde met de ander confraters mede verhuyssen, of wel het guldhof in St. Jooris gehouden hebben; desen Vincent Baus eenige persoonen beweegt ende gemoveert hebbende om een nieuwe gulde op te rechten, heeft met de selve, den eerste, in de herberge den meyboom, eene nieuwe gilde der vinckenieren opgerecht, ende naer dies zynder nog verscheyde ander gulden van de selve liefhebberij opgekomen, soo datter verscheyde gulden daer van syn in dese stadt; waerom de oudste gulde, die maer placht alleen in stadt te wesen, siende soo vele nieuwe gulden om deselve oeffeninghe opkomen, hebben naerderhandt geraedig gevonden om hun te onderkennen buyten de ander, dat sy altydt voor tytel of kenspreuk souden voeren de oudt-beroemde guide der vinckenieren, met divisie oudt-beminders dianisten. Dese gulde plachte voor desen voor hunnen koninck te hebben een silveren keten met 19 silver schakelsGa naar voetnoot(24). De Ieperse gilde stond onder het patroonschap van de heiligen Philippus en Jacobus en voerde als kenspreuk de Dianisten. Ze viel dus door onverschil uiteen en er kwam meer dan één nieuwe gilde bij. Wij mogen Ramaut hieromtrent op zijn woord geloven, want waarschijnlijk heeft hij in 1768 de tribulaties van de Ieperse vinkeniers uit 1723 van nog levende getuigen vernomen. Een andere kroniek van Ieper geeft ons in 1768 het volgende: 2 mei 1768. Carolus Hosey, deed zyn jubilee van 50 jaer cnaep der oudste vinkeniersgilde. Al de ander zulke gilden waren uitgenodigd en namen deel aan het feest. Den pastoor van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Sint Maertens zelve deed de Mis, na dezelfde is hy in den preekstoel geklommen en deed een treffend sermoen van de omstandigheidGa naar voetnoot(25). Ofwel hebben alle Ieperse vinkeniersgilden dit feest samen gevierd, ofwel is de uitdrukking ‘al de ander zulke gilden’ te verstaan dat er toen reeds een soort contact bestond tussen de vinkeniersgilden uit de hele streek.
De Ieperse gilde bestond en bloeide nog na de Franse Tijd. Over de Ieperse vinkeniers vonden we geen reglement of statuten, tenzij deze vier vermeldingen uit de Ieperse kronieken. Kennen we geen statuten, toch mogen we veronderstellen dat er in de reglementering van deze vinkeniers ook sprake was van vinkenvangst; de naam Dianisten verwijst immers naar Diana, de godin van de jacht uit de Oudheid.
Dat er inderdaad in Ieper vroeger een vogel- en speciaal een vinkenmarkt bestond, kunnen we afleiden uit een volks liedje, dat tot in de vorige eeuw gezongen werd in de Ieperse kantwerkscholen. Het heette ‘De Boerinne met de vinkjes’ en vertelt in zes strofen de ludieke avonturen van een buitenvrouw die naar de markt van Ieper trok om er een partij gevangen vinken te verkopenGa naar voetnoot(26). | |||||||||||||||||||||||||||||||
KortrijkIn de 19de eeuw was er in Kortrijk een vinkeniersgilde bedrijvig onder de bescherming van Sint-Gillis, gevestigd in de herberg De Pluime. Ze had haar altaar in de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Zeer weinig gegevens zijn bekend over deze maatschappij, maar in 1614 bestond ze reeds. Toen diende ze immers bij het stadsbestuur een ontwerp in van reglementering van huishoudelijke aard met opgave van de boeten en de verplichtingen die in het gezelschap toegepast moesten worden. Dat reglement werd in 1616 door het stadsbestuur aangenomen en kreeg daardoor kracht van wet voor de confraters der gilde. Het werd als dusdanig ingeboekt in het register der stedelijke ordonnantiesGa naar voetnoot(27). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wij geven de tekst van dit uitvoerig reglement van 26 artikelen in bijlage weer; het is immers het oudst bekende statuut van een ware vinkeniersgilde. Want uit dit reglement lezen we dat deze gilde niet alleen vinken ving, maar ook en vooral zorg besteedde aan de zettingen, aan de verkiezing tot koning, enz. Bijna alle bepalingen handelen over het vinkenspel; pas in de laatste items is er sprake van de vinkenvangst. Deze gilde bezat immers het alleenrecht om vinken te vangen binnen het rechtsgebied van de stad Kortrijk.
Van deze Kortrijkse Sint-Gillisgilde is er buiten dit ene reglement geen enkel bescheid of tekst bewaard van voor 1800. Ze bestond nog in de vorige eeuw, want de gilde van de Pluime, zoals ze zich nog steeds noemde, vierde Sint-Gillis als patroon, verscheen op 1 september in de jaarmis voor de vinkeniers in de Onze-Lieve-Vrouwkerk, enz., kortom deze vinkeniers toonden zich de rechtmatige en ononderbroken opvolgers van de gildebroeders uit 1614-16Ga naar voetnoot(28). | |||||||||||||||||||||||||||||||
PoperingeIn Poperinge bekrachtigde het stadsbestuur in 1685 de statuten die enkele vinkeniers in 1684 hadden voorgelegd. Het was een reglement van 19 artikelen (zie bijlage)Ga naar voetnoot(29).
Dit reglement is geen origineel Poperings stuk. Bij nazicht blijkt dat de Poperingse liefhebbers de statuten van Kortrijk kenden. Reeds bij een oppervlakkige lezing valt het op dat de tekst van Kortrijk en de volgende Poperingse artikelen, in enkele gevallen zelfs woordelijk, identiek dezelfde zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wij moeten daaruit besluiten dat Poperinge zich op zijn minst door de statuten van Kortrijk liet inspireren. Vermits wij evenwel ook niets afweten van de statuten van de Ieperse gilde, en dat anderzijds de Poperingse en de Ieperse gilden zich beide betitelden als Dianisten, zouden wij evenzeer mogen denken dat in 1684 zowel de Ieperse als de Kortrijkse statuten tot model kunnen gediend hebben aan Poperinge. Als dit zo is dan zijn er goede redenen om aan te nemen dat er al een ver doorgedreven onderling contact tot stand was gekomen tussen de vinkeniersgilden in zuidelijk West-Vlaanderen in de loop van de 17de eeuw.
De gilde van Poperinge liet in het stadsarchief twee registertjes na. Het eerste, begonnen in 1776, geeft de namen op van de nieuw aanvaarde confraters en sommige andere details uit het leven van de gilde. Het tweede handboekje is een vervolg op het eerste en werd bijgehouden tot in de laatste helft van de vorige eeuw; de gilde van 1684 bestond dus tot rond 1870, en wellicht nog later. Wij lezen er ondermeer in dat de gilde zichzelf beschreef als confrérie van de edele boomgaertvincken (1776), de oud geoctroyeerde gulde der vynckenieren onderhouden binnen Poperinghe, voerende voor eer-tytel vrede beminders Dianisten (1786). In 1791 vergaderde de gilde in de herberg Sint-Thomas.
Opmerkelijk is dat de reglementering van Poperinge geen melding maakt van het vangen van vogels, alhoewel de benaming Dianisten naar de godin van de jacht verwijst. Ook is in het archief nergens woordelijk sprake van het komplotspel. In 1777 werd Joseph Gelard koning met een vogel die 520 liemenGa naar voetnoot(30) sloeg. In 1779 was het Carolus de Rudder die zich koning speelde met 143 vaenen en 1 lieme. Vanen zijn de in krijt per vijftal opgetekende slagen der vinken die men noteerde op een houten regelGa naar voetnoot(31).
Deze oudste Poperingse vinkeniersgilde, onder de bescherming van de heiligen Philippus en Jacobus, liet van zich horen tot in 1803. De gilde werd opnieuw ingericht in 1823, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ze hield het maar een goed jaar uit. Ze zou later hersticht worden. Bij dit nieuwe begin in 1832 werd genoteerd dat de gilde van 1824 teniet was gegaan door de slightigheyd der tyden als door kleyne liefhebberye. De nieuwe gilde erfde de voorwerpen van haar verre voorgangster, namelijk eene zeer schoone vinke met drie zilveren medaillen ende eene gedorreerde medaille en nog 12 p. en eenige grooten in gelde. Het valt op dat er in deze overname wel weinig voorwerpen en geen papieren of archief worden vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||
HazebroekOok in Frans-Vlaanderen, dat tot ver in de 17de eeuw in hetzelfde staatsverband zat als wij, zijn vinkeniersgilden ontstaan. Wij zijn uiteraard minder op de hoogte van wat er daar te vinden is, maar toch kan een en ander worden gezegd over de vinkeniersgilden in deze streek.
In Hazebroek werd er halfweg 1700 een vinkenmaatschappij opgericht. ‘Des opuscules flamands en font foi’, schrijft een historicusGa naar voetnoot(32). Het begin zou dateren uit 1757.
In de 19de eeuw waren er in Hazebroek zelfs twee maatschappijen, Le petit saint-Eloi en La Rose. Ze hadden een vaandel en de eerste zondag van mei werd er een internationale wedstrijd uitgeschreven waar gewoonlijk ook Belgische maatschappijen aan deelnamen. In 1860 werden de statuten van een nieuwe Hazebroekse vinkenmaatschappij gedruktGa naar voetnoot(33). Ze bevatten zo maar eventjes 115 artikelen en herinneren sterk aan de gebruiken die in de oude gilden onderhouden werden. Zo moesten de confraters de uitvaart bijwonen van een gestorven medelid, er waren verplichte vergaderingen met geldelijke boeten, enz.
In Hazebroek werd er in de 19de eeuw gewoonlijk een saladière en argent als prijs gegeven. Een concours d'ouverture van het zangseizoen werd gehouden op de laatste zondag van april. Vermoedelijk verliep alles in het Vlaams, alhoewel de gegevens die wij aantroffen uit franstalige bronnen komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
DuinkerkeVóór 1800 bestond er al in Duinkerke een vinkenmaatschappij, geheten Société de Saint-Philippe.
In de 19de eeuw was er in het museum van Duinkerke een oud tinnen plateel te zien met erop een vink afgebeeld, werk van tinnegieter Chocqueel uit Sint-Winoksbergen. Oude vinkeniersvoorwerpen (medailles, zilveren vogels) bevinden zich nu nog in het stedelijk museum te Cassel, alhoewel wij voorlopig alle gegevens missen over vinkenbedrijvigheid in Cassel. Onder de prijzen die Duinkerke gunde aan de vinkenliefhebbers vond men vaak zilveren vogelsGa naar voetnoot(34).
De Duinkerkse gilde bestond zeker nog een heel stuk in de 19de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-WinoksbergenDeze gilde zou gesticht zijn in 1792. Er bestond in deze gilde een ledenboek dat een aanvang nam in 1792. Wij weten echter weinig af van haar stichting of eerste jaren. Ze heette officieel Société Saint-Jean.
In Sint-Winoksbergen werden in de vroege jaren der 19de eeuw vele wedstrijden georganiseerd waarop gemiddeld 80 à 90 deelnemers optraden, ook uit BelgiëGa naar voetnoot(35). | |||||||||||||||||||||||||||||||
ArmentiersDe stad Armentiers zal al van in de tijd vóór 1800 een centrum van vinkensport geweest zijn. Er zijn geen concrete gegevens bekend over het ontstaan van een sociëteit ter plaatse, maar het feit dat men reeds van in de eerste jaren na 1800, in Napoleons tijd, Armentiers betitelt als ‘het’ centrum van de vinkenliefhebberij in Frans-Vlaanderen, laat toe te vermoeden dat het begin van de liefhebberij zeker een eind vóór de Franse Tijd moet liggenGa naar voetnoot(36).
In de tijd van Napoleon (o.m. in 1811) werden er talrijke combats georganiseerd te Armentiers. De maatschappij uit Ieper was daar gewoonlijk van de partij, maar ook enkele maatschappijen uit verder afgelegen franstalige gebieden in | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Frankrijk, zoals Fleurbaix, Ligny en nog andere plaatsen uit Pas-de-Calais, waar toen zeker Frans werd gesproken. De vinkenliefhebberij verspreidde zich dus niet alleen over de vlaamsgebleven dorpen en steden van over de schreve, maar ook nog een heel stuk in Frans gebied. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele gilden na de Franse TijdWij stellen vast dat er vóór de Franse Tijd geen enkele vermelding te vinden is van vinkeniersbedrijvigheid op het platteland. In geen enkele dorpsmonografie is sprake van vinkenspel of vinkenmaatschappijen. Nog volop in de Franse Tijd, en dit reeds van in de jaren van Napoleon, zijn er echter ook al vinkeniersgilden bedrijvig in vele dorpen te lande. Wij menen dat dit rechtstreeks in verband staat met de afschaffing der feodale voorrechten, waaronder ook de vrye-voghelrie begrepen was. Enkel voor de jacht op grof wild was nog een permis nodig, maar er zijn ons geen beperkingen bekend op de vogelvangst. Men mocht dus vrij vinken vangen, en dit is ongetwijfeld de grote reden van de plotse opkomst van vele vinkeniersgenootschappen. In die jaren is het ook dat de anti-musschegilden verschijnen.
Hieronder geven wij alfabetisch een paar nota's over de vinkengilden die wij toevallig aantroffen en die dateren van de eerste decennia na 1800. Ons overzicht is verre van volledig; het was ook onze bedoeling niet volledigheid na te streven, maar alleen aan te tonen dat, zowel in Frans-Vlaanderen als bij ons, een gelijkaardige ontwikkeling in de vinkeniersgeschiedenis voorviel. En dat er op dit terrein een intense uitwisseling bestond tussen onze streken en Frans-VlaanderenGa naar voetnoot(37). | |||||||||||||||||||||||||||||||
AarseleReeds in 1838 was er een vinkenmaatschappij. Aarsele was een centrum van vinkenliefhebberij in de vorige eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Abeele bij PoperingeDe vinkengilde had als beschermheiligen Philippus en Jacobus. De sociëteit was later beperkt tot 12 leden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
AlveringemIn 1832 correspondeerde de Poperinge vinkeniersgilde met die van Alveringem. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ArdooieRond 1850 bestond er een vinkeniersgilde. De twee thans nog bloeiende vinkenmaatschappijen weten niets af van een vroege voorganger van meer dan een eeuw geleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ArmentiersIn 1811 had in Armentiers een groot combaede plaats waaraan vele gilden deelnamen. Deze wedstrijd werd aangekondigd in de pers. De gilde van Armentiers trad herhaaldelijk op in Ieper vóór 1832. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ArnekeDe vinkeniers van Arneke hielden in 1847 een wedstrijd waarin 31 komplotten mededongen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
DuinkerkeDe vinkengilde van Saint-Philippe bestond in de eerste helft der 19de eeuw (zie hoger). | |||||||||||||||||||||||||||||||
FleurbaixDeze gilde uit het departement Pas-de-Calais trad in 1811 op te Armentiers met één peleton en won er een prijs. | |||||||||||||||||||||||||||||||
HazebroekPoperinge trok in 1832 op naar Hazebroek voor een combat. Ieper bezocht herhaaldelijk de wedstrijden in Hazebroek. | |||||||||||||||||||||||||||||||
HondschoteHield in 1832 een combaete waar de gilde van Poperinge aan deelnam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
HulsteIn Hulste was er een maatschappij onder de aanroeping van Sint-Jan-in-de-woestijn. In 1856 bezat deze gilde een vaandel en droegen de leden een speciale kledij. | |||||||||||||||||||||||||||||||
IeperDe Ieperse gilde trad in 1834 op in Poperinge en in 1811 behaalde ze in Armentiers de hoofdprijs; vier peletons uit Ieper waren te Armentiers aanwezig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
IzegemDe vinkenmaatschappij van Sint-Philippus en Sint-Jacobus van Izegem nam in 1845 deel aan de blijde inkomst van de kasteelheer van IzegemGa naar voetnoot(38). | |||||||||||||||||||||||||||||||
KortrijkDe bedrijvigheid van deze Sint-Gillisvinkeniersgilde in de vroege jaren van de 19de eeuw werd beschreven door F. De Potter en door E. Rembry. In de vorige eeuw was het nog steeds een vinkeniers- en vogelvangersgilde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
LignyNam deel aan de wedstrijd in 1811 te Armentiers en won er een prijs. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Malo-les-bainsHield o.m. vinkenzetting met versierde en beschilderde kooien. | |||||||||||||||||||||||||||||||
MeulebekeIn 1849 was er een gilde onder de aanroeping van de heiligen Philippus en Jacobus. Het vaandel van die gilde is nog bewaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||
NieuwkerkeTrad op in Armentiers in 1811 (Neuve-Chapelle?). | |||||||||||||||||||||||||||||||
NoordpeeneIn deze gilde werden liederen gezongen. De patroons waren Philippus en Jacobus. Ze bestond zeker in 1828. | |||||||||||||||||||||||||||||||
RadinghemVerscheen in 1811 op de wedstrijd te Armentiers. | |||||||||||||||||||||||||||||||
OostrozebekeKwam in 1854 op een combat te Poperinge en verwierf er de eerste prijs, en de prijs van de verstafgelegen maatschappij. | |||||||||||||||||||||||||||||||
PoperingeIn 1854 bestond er benevens de oude gilde der Dianisten, ook een Sint-Sebastiaansgilde der vinkeniers, die een grote wedstrijd inrichtte. Er namen 13 maatschappijen aan deel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
RoesbruggeDaar bestond een gilde van vinkeniers onder de bescherming | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van Sint-Hubertus. Ze wordt al vermeld in 1842 en hield in 1847 een grote zetting. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-WinoksbergenDeze oude gilde was ook actief in de 19de eeuw. Ze hield nog het ledenregister bij dat begonnen was in 1792. | |||||||||||||||||||||||||||||||
TieltIn een stoet, ingericht door de rederijkerskamer van Tielt in 1850, trokken de vinkeniers van Tielt mee met een wagenGa naar voetnoot(39). Het stadsarchief van Tielt bevat een bundel met stukken over deze maatschappij en over nog andere vinkeniersgilden uit de streek in die tijdenGa naar voetnoot(40). | |||||||||||||||||||||||||||||||
VeurneIn 1846 nam de Veurnse vinkengilde deel aan een wedstrijd in Poperinge. Het vaandel van deze maatschappij bevindt zich in het museum van Bachten de Kupe te Izenberge. | |||||||||||||||||||||||||||||||
WatouIn 1834 hield de vinkeniersgilde van Watou een wedstrijd waar o.m. ook een Poperingse gilde aanwezig was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
WulveringemIn 1854 was de gilde van Wulveringem aanwezig en behaalde prijs in de wedstrijd in Poperinge. | |||||||||||||||||||||||||||||||
WylderIn deze gemeente bestond er een vinkenmaatschappij in de eerste jaren van de 19de eeuw. Ze verscheen te Roesbrugge in 1847. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ZegerscappelDeed mee in 1846 aan een combat te Poperinge. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele algemene beschouwingenSchutsheiligenDe meest voorkomende patroons van de oude vinkeniersgilden zijn de heilige apostelen Philippus en Jacobus, wellicht omdat hun feestdag valt op 1 mei, dus bij het begin van het vinkenspeelseizoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Kortrijk en Gent hadden echter uitzonderlijk Sint-Gillis als patroon. Dit komt ons totaal onbegrijpelijk voorGa naar voetnoot(41). Sint-Gillis is in vele plaatsen de beschermheilige van de huidevetters, de handschoenmakers en de lederbewerkers. Hij wordt afgebeeld met een hinde, net zoals de godin Diana (Ieper, Poperinge), de godin van de jacht uit de Oudheid, eveneens met een hert wordt voorgesteld. Vaak komen ook lokale heiligen voor (Sint-Hubertus, Sint-Jan, enz.). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vogelvangers en vinkenliefhebbersWaarschijnlijk is de eigenlijke en zuivere vinkenliefhebberij niet ouder dan de 16de eeuw. Maar hier en daar bestonden er voordien al gilden of verenigingen die vogels vingen om ze te verkopen als lekkernij in de keuken of als zangvogels bij particulieren.
In enkele van deze gilden uit het zuiden van West-Vlaanderen zal er dan naderhand het element liefhebberij bijgekomen zijn. De vinkenliefhebberij was en is nu nog hoofdzakelijk beperkt tot het zuiden van Oost- en West-Vlaanderen. Het is dan ook daar, in de stedelijke vogelvangersgilden gelegen in die welbepaalde regio, dat naderhand de vinkenliefhebberij het eerst opduikt. De gilden buiten die streek (Brugge, Gent) zijn zoals voorheen uitsluitend vogelvangersgilden gebleven. Ons is niet bekend wat er vóór 1800 in de steden Oudenaarde, Ronse, Geraardsbergen, Tielt, Roeselare, Menen en Torhout aan dergelijke gilden bestond en of er in die plaatsen vinkenliefhebbers bedrijvig waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Nabootsing van de ‘grote’ gildenAlle gekende vinkengilden, zowel deze in de steden vóór 1800, als ook nog deze van het platteland na 1800 hebben zich ingericht en functioneerden in tal van uiterlijkheden als navolgers van de rederijkers- en de schuttersgilden, alhoewel ons geen enkele vinkengilde bekend is die ooit een koninklijk octrooi of vergunning heeft verkregen. Deze kleine gilden brachten het niet verder dan een stedelijke erkenning. Maar ze bezaten blazoenen, hadden een cnaepe in dienst, voerden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vaandel vinkeniers Meulebeke 1849 (Sint-Philippus en Sint-Jacobus).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de doodschuld in, hadden een altaar in de kerk, trokken samen in stoet op, schonken prijzen aan de verstkomenden, enz.Ga naar voetnoot(42). Naar het einde der 19de eeuw bleven deze oude gildetradities geleidelijk achterwege. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Weinig archief, geen gildevoorwerpen, geen iconografieVóór 1800 zijn ons enkel de statuten bekend van Kortrijk en Poperinge en de twee boekjes uit het archief van Poperinge; alsook de teksten uit de Ieperse kronieken. Dit voor wat het archief betreft. Nog armer is het gesteld met afbeeldingen van vinkeniers of vinkenzettingen vóór 1800. Wij kennen er gene. Er zijn ook geen gildevoorwerpen van de oudste vinkeniers tot ons gekomen. Het was, zoals reeds gezegd, het vermaak van de gewone man, die het allemaal deed zonder paperasserij en weinig zorg besteedde aan kronieken of aantekeningen. Het bewaarde vaandel der gilde van Meulebeke (1849) mag daarom afgebeeld worden, want zelfs nog uit die jaren zijn zulke voorwerpen uiterst zeldzaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
VinkeniersliederenUit Frans-Vlaanderen zijn een aantal volkse liederen bekend in het Vlaams die gezongen werden bij bijeenkomsten in vinkeniersgildenGa naar voetnoot(43). Bij ons werden tot nu toe geen zulke liederen genoteerd. Hiermee is het bewijs geleverd dat de vinkeniersgilden in Frans-Vlaanderen in de vorige eeuw zeer bloeiend waren en iets te betekenen hadden in het gemeenschapsleven van hun leden. In zekere zin waren zij een factor die de nederlandstaligheid van dit gebied ten goede is gekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Soorten spelHet komplotspel komt het eerst voor (Ieper 1595). Nu wordt echter algemeen het libertinespel gespeeld. Men neemt plaats op een rij, een paar meter van mekaar en de liedjes worden afzonderlijk per speler opgetekend. De liefhebbers schuiven één plaats op en noteren zo de liedjes van hun gebuur, die meteen nog in de onmiddellijke nabijheid vertoeft om controle uit te oefenen over de zang van zijn eigen vogel. Het optekenen gebeurt met een stok en een krijtje. Het libertinespel was ook al in voege bij de oudste gilden (Kortrijk 1614). | |||||||||||||||||||||||||||||||
De vinkenkooienReeds in 1595 waren er vinkenkooien. Een beschrijving van een vogelkooi uit Frans-Vlaanderen uit de eerste helft van de 19de eeuw werd te boek gesteld. De afmetingen der kooien waren vroeger kleiner dan nu het geval is, nl. hoogte 20 cm., breedte 17 cm. en lengte 25 cm., sauf la porte grillagée par laquelle l'air pénètre, les trois autres sont en bois, ainsi que le toit, légèrement bombé. In Malo-les-bains werden vaak geschilderde en rijk versierde kooien voorgebracht. Bij lange afstanden gebruikte men une malette en bois, perforée de grands trous pour l'aérationGa naar voetnoot(44). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vynckenaer - vinckenierDe oudstbekende vermelding van het woord vynckenaer in onze taal komt voor bij Ed. de Dene (1560). In Gent komt het voor in 1629. Het gaat hier uitsluitend over vinkenvangers, zodat de oudste betekenis van dit woord de vangers van vinken aanduidde en niet de liefhebbers. Pas later en elders (Ieper 1629) is het woord vinkenier te voorschijn gekomen. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal zou vinkenier verwant zijn met en gelijkgebouwd zijn als het woord valkenierGa naar voetnoot(45). Het woord vinkenaar verdween naderhand en vinkenier kwam algemeen in de plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Drukwerk vinkeniers Roesbrugge en Veurne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De eigen taal der vinkeniersIn de loop der jaren heeft er zich in de eerder gesloten middens van de Vlaamse vinkenliefhebbers een eigen taal ontwikkeld, met woorden die een welbepaalde specifieke betekenis hebben, met spreuken en zinswendingen die eigen zijn aan deze groep. Weinig werd hiervan ooit te boek gesteld. Alleen deken Leonard De Bo heeft in zijn Westvlaamsch Idioticon (1873) een aantal van die woorden en uitdrukkingen genoteerd. Dit is licht begrijpelijk, want De Bo was gewonnen en geboren in de streek waar de vinkenliefhebberij toen floreerde (Beveren-Leie, 1826). De Bo stond als pastoor dan nog precies in de vinkeniersstreek van ons bisdom (Elverdinge, Ruiselede, Poperinge). Andere woordenboeken (Loquela) waren zeer spaarzaam in het optekenen van de vinkenierstaal.
Het zou interessant zijn mocht er ooit iemand uit het midden van de vinkeniers een studie op touw zetten over deze eigen taalGa naar voetnoot(46). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Verdere ontwikkelingDe verdere ontwikkeling en de historie van de vinkeniersgilden in de laatste helft van de vorige eeuw en de evolutie tot op onze dagen zijn een apart en omvangrijk hoofdstuk, dat de vinkeniersgilden wel zelf uit de doeken zullen doen. Zeggen we alleen dat deze sport nu heel en al de banden met het oude schilderachtige gildeleven uit vroeger dagen heeft verbroken en in onze dorpen gewoon haar plaats inneemt naast de vele sportclubs en liefhebbersverenigingen in de wereld van de vrijetijdsbesteding, die in alle Vlaamse gemeenten welig bloeien en vele leden tellenGa naar voetnoot(47).
Vroeger werd veel gespeeld met blindgemaakte vinken. Tegen deze barbaarse handelwijze zijn alras stemmen opgegaan. In ons land werd het blindmaken van de vinken verboden bij een wet van 1924. De meeste vinkeniers voorspelden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
toen de ondergang van hun liefhebberij. Maar de vinkensport hield stand, paste zich wonderwel en soepel in de nieuwe situatie aan en had als volkssport nog meer succes dan voorheen. Er werd een overkoepelend verbond AVIBO gesticht, er werden congresdagen gehouden (o.m. te Rumbeke) en er kwam een simpatiek en verzorgd ledenblad, ‘De Vinkenier.’
Daarentegen ging de vinkenliefhebberij in Frans-Vlaanderen helemaal teniet. De strengere Franse wetten op het opsluiten van vogels in kooien en de wereldoorlog 1914-18, toen het front het Frans-Vlaamse vinkenliefhebbersgebied grondig verwoestte, betekenden de ondergang. Na 1914-18 zijn de vele contacten die er bestonden tussen vinkeniers van beide kanten van de ‘schreve’ voorgoed stilgevallen.
De vinkensport in Frans-Vlaanderen is in deze streek maar een verre herinnering meer uit vroegere dagen. Toen de bekende en gezagvolle folklorist Arn. Van Gennep zich liet documenteren voor zijn werk over de volksgebruiken in Frans-Vlaanderen en het Franse Henegouwen, heeft hij bijna niets neergeschreven over het vinkenzetten in dit gewest. Nochtans vermeldt hij de hanekampen, de ganzetrekkingen en andere volkssporten. Hij zegt eenvoudig ‘les compétitions de canaris et de pinsons,... sont les mêmes qu'ailleurs en France’!Ga naar voetnoot(48). In het interbellum was de vinkenliefhebberij al verleden tijd en heeft hij geen zegslieden ontmoet die hem daarover meer zouden verteld hebben. Dit verdwenen spel van de gewone landelijke (werk)man werd hem zeer waarschijnlijk door niemand van zijn geleerde zegslieden meegedeeld...
Wij in Vlaanderen moeten daarover niet verwonderd opkijken, want ook bij ons is de vinkenliefhebberij door de folkloristen maar stiefmoederlijk bedeeld. Het prachtige kijkboek ‘Eigen Aard’ van K.C. Peeters rept geen woord over onze vinkeniers en in de jaarlijkse almanak van 't Beertje zijn de patroons van de vinkeniers nergens te vinden...
Tussen beide oorlogen en juist daarna werden bij ons voor het eerst enkele losse en verspreide gegevens ontdekt over het verleden van deze liefhebberij. Het waren vooral Biekorvers (G.P. Baert, L. Defraeye, J. Delbaere en A. Viaene) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
die op vinkeslag lagen om deze weinige gegevens in het licht te brengenGa naar voetnoot(49).
De laatste jaren groeide er een stijgend protest vanwege de milieuverenigingen en de groene jongens tegen het vangen van vinken en het opsluiten in kooien. Weer dacht men een moment dat de vinkensport verloren was. Maar onlangs werd er in het kabinet van de Vlaamse Minister voor Leefmilieu een soort akkoord ondertekend tussen de groene beweging en het bestuur van AVIBO, dat de vangst van vinken en dus uiteindelijk het voortbestaan van de vinkensport moet waarborgen.
Laten we hopen dat dit nederig volksvermaak, Vlaams van aard en van oorsprong, overigens één der weinige sporten waar hormonen, corruptie en geldspel nog niet zijn doorgedrongen, verder mag groeien en bloeien, Sint-Philippus en Sint-Jacobus ter ere en onze vele vinkeniers ten bate. L. Van Acker | |||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlagen1. Statuten van de Sint-Gillisgilde te Kortrijk (1616)Statuyten ende ordonnancien van de Ghilde van den h. Vrindt Godts myn heere St Gillis ghenaempt de gulde vande pluyme binnen der stede van Cortryck gheordonneert by cueninck, dekene, bereckers ende notabele van de voorn, ghulde inden jaere ons heeren duust zes hondert veerthiene, ende gheconfirmeert by schepenen der stede van Cortryck den xven decemb. 1616 daer aff de poincten ende art(icke)Ien naer volghen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Heere ende wet up tverzouck by coninck, deken, bereckers ende notabele vande ghulde van St. Gillis gheseyt de plume by requeste ghedaen hebben dese statuten hier vooren int langhe verhaelt gheconfirmeert zoo zy confirmeeren by desen, alles by provisie ende met reservatie vande zelve te veranderen, zoo zy ten tyden ende wylen zullen bevonden te behooren. Actum xv decembre xvic zesthiene, onderstont de Muelenaere. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. Statuten van de vinkeniersgilde te Poperinge (1684)Quarte, costume ende usantie van de liefhebbers der vijncken onderhouden binnen der stede van Poperijnghe, Anno 1684.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Woordverklaring:stofferen: zich voorzien van; afferen: affaires, zaken; naer lote: na loting; croone: wschl. bloemen in natura of in papier, die nu nog als prijs in vinkenzettingen worden geschonken; embyt: morgenmaal; troels: ter rolle, volgens een bepaalde beurtrol; huerlieden ghaerne: hun netten en vanggerief in (vlas)garen; traen (mv.): baan waarop vogels worden gevangen, vgl. bolletra; te Ardooie bestond tot voor een paar decennia de herberg ‘De vinketrae’; kervers: zij die de slagen optekenden, inkerfden in een houten regel; schouder:?; hutten:? |
|