Biekorf. Jaargang 92
(1992)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 420]
| |
De zeven getijden in de Brugse Walburgakerk, 1371-81Bij de schenking door de kerkmeester Pieter van Campen, fs. Pieters, 10 maart 1455, van seven nieuwen boucken: twee antiphonares, twee gredalen, twee souters ende eenen bouc van discante was het duidelijk de bedoeling een eigentijdse ‘infrastructuur’ in de Brugse Walburgakerk te realiserenGa naar voetnoot(1). De Rekeningen van het commuun van de kerk verraden echter niets betreffende organisatie van cantorij of scholastrie. Alleen dat de koster terzelfdertijd klokluider was en ook de taak van organist op zich nam, althans in 1423-1461Ga naar voetnoot(2). Diezelfde koster, alleen de voornaam Leonard komt voor in 1424-26Ga naar voetnoot(3), stapt op in de processies die elk jaar ‘als naar gewoonte’ worden opgesomd, eerst samen met acht daarna met de tien kapelanen en de pastoor. Het betreft op Pinksteren de processie op de Burg; op het feest van Dionysius (9 oktober) en van Barnabas (11 januari) processie naar de Magdalena; bij de herdenking van de Geboorte van Maria, 8 september, optocht naar de minderbroeders; op Lieve Vrouwedag van 15 augustus naar den Eekhoutte; op het feest van Simon en Judas (28 oktober) naar de predikherenGa naar voetnoot(4). Omgekeerd komen de zangers van Sint-Donaas op het feest van St.-Walburgis (1 mei) 4 lota vini de beaune à 28 sch. par. opdrinken in 1461, iets wat zij overigens ook op St.-Jacobdag in de St.-Jacobskerk deden en de stadsminstrelen op St.-Gillesdag, het feest van Sotte Thuene, op de gelijknamige parochieGa naar voetnoot(5).
Het commuun, gesticht ca. 1320, bestond in 1361 naast de pastoor uit tien kapelanen én de koster. Via schenkingen uit 1371, 1372 en 1377 werden de zeven getijden gezongen van maandag tot en met vrijdag (de nrs. 585, 586 en 588 op het Brugse Rijksarchief). Met die zeven getijden was bedoeld | |
[pagina 421]
| |
Metten, Primen, Tertsen, Sexten, Nonen, Vespers en Completen én de hoogmis, juxta consuetudinem aliarum ecclesiarum collegiatarum, waarmee alleen O.L. Vrouw en St.-Donaas kunnen bedoeld zijnGa naar voetnoot(6). De confirmatie van de stichting uit 1377, de dato 5 september 1381, voegde daar nog aan toe dat net als in Sint-Donaas elke mis moest worden voorafgegaan door honderd kloppen met de grotere en tachtig kloppen met beide kleinere klokken. Indien ooit een grote klok werd aangekocht moesten de eerste honderd kloppen of tractus daarmee gebeuren. Na twee van de zeven getijden moesten de executanten bovendien duidelijk en luid een onze vader en een wees gegroet reciteren: allen sondaghen en(de) mesdaghe(n), stapans naer mattene, hoemesse en(de) complie, en(de) allen ande(re) werkedaghe(n) intsgelike, naer elken van die drie ghetijden ghesonghen sullen wesen, met het derde getijde is hier de hoogmis bedoeld. Bovendien moet de dag na Sacramentsdag (26 mei) gezongen worden eene messe van den heleghen gheest voor den vors(eijden) pieter(e)... ende sdijncsendaghes naer dartiendach (5 januari) hetzelfde voor joncvrouwe margrieten, sheer jans dreelijncks dochter. Na het overlijden van beide - zij worden begraven int incommen vander west coorduere - worden de missen voor de H. Geest vervangen door twee messen van requiem te luden metten groote(n) luden en het plaatsen van vier stallichten of kaarsen op kandelabers in het koor. Er moet wel elke zondag met offerkaarsen over het graf worden gezongenGa naar voetnoot(7). A. Dewitte |
|