Een rente op geleend geld
Op 3 december 1536 legde jonkvrouw Margareta vanden Broucque voor de schepenen van Izegem een vrijwillige schulderkentenis af (schepenregister in privaat bezit). Zij beloofde voor een geleende som drie jaar lang een vergoeding te betalen aan haar schuldeiser, daarna pas zou zij het geleend bedrag terugbetalen metten crooijse naer raeten van tyden.
Met dit laatste worden de renten bedoeld die het aanvankelijke kapitaal hadden doen toenemen, laten aangroeien. Zowel Stallaerts Glossarium als het Middelnederlands Woordenboek plaatsen dit woord o.i. onjuist onder de vorm ‘croos’. Waarschijnlijk is het immers afgeleid van het middelfranse ‘accroistre’ - huidig ‘accroître’ -; vandaar ‘(a)crooijsen’. De grondvorm zou dan eerder ‘croois’ moeten zijn; enkel opgegeven als variante in de bovengenoemde naslagwerken.
De uitbetaling werd hier voor drie jaar opgeschort; ondertussen ontving de uitlener een soort wachtvergoeding, en later verwierf hij bovenop zijn oorspronkelijk kapitaal de gewone rente, o.m. over drie jaar. Dit uitstel van betaling kostte Margareta alles bij mekaar zowat een dubbele rente.
J.V.A.