Biekorf. Jaargang 92
(1992)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
Op de zolders van de witte nonnen in Veurne (1693-1710)De zusters norbertinessen van Bethanië van het klooster van Sint-Jozef binnen Veurne, hadden hun klooster in Veurne niet ver van de markt, in de huidige Vleeshouwersstraat. Het kloosterbeluik omvatte een kapel met enkele gebouwenGa naar voetnoot(1). Over de omvang van die gebouwen zijn we niet zo goed ingelicht omdat er van dit klooster, afgeschaft door Jozef II in 1783 en naderhand grotendeels afgebroken, bijna geen afbeeldingen of iconografische documenten bewaard zijnGa naar voetnoot(2). Het prestigieuze huis Rutsaert is het bijzonderste stuk dat van het klooster overgebleven is en nu een waar sieraad uitmaakt van het bouwkundig erfgoed van de stad VeurneGa naar voetnoot(3).
De witte nonnen van Veurne stonden er op het einde van de jaren 1600 financieel niet zo schitterend voor. Zij huisvestten enkele kostgangers, hielden een schooltje en trachtten door allerlei middelen iets bij te verdienen. Ze bezaten een eigen brouwerij, hielden een koe en hadden een ruime groententuin. Zij waren dan nog de eigenaars van een eerder bescheiden onroerend domein (o.a. te Wulpen), uit de tijd dat hun klooster vóór de Geuzentijd, nog een gasthuis was.
Hoe het in het klooster dag aan dag gesteld was met inkomsten en uitgaven is toch enigszins te volgen, omdat er door de priorin een soort rekenkundig memorieboek werd bijgehouden. Een exemplaar van zulk rekeningboek, dat gaat van 1692 tot 1710, is toevallig bewaard geblevenGa naar voetnoot(4). Dit boek draagt als titel: Handt Bouck omme de prieuse van het Clooster van St Joseph in Veurne 1692 en telt circa 160 bladzijden.
De oudste aantekeningen zijn van de hand van priorin Elisabeth de Koninck. Vanaf 1703 voerde de nieuwe priorin Theresia Donche met vaste hand en groot geschrift de pen. Het boek was in feite bedoeld als een echte boekhouding, maar de verschillende posten staan kriskras door mekaar en | |
[pagina 323]
| |
respecteren geen de minste chronologische volgorde. Het zou een hele klus zijn om de financiële situatie van het klooster te reconstrueren aan de hand van dit overigens zeer interessant aantekeningboek.
De periode waarover de notities gaan was nu juist een periode van oorlog. Eerst de laatste jaren van de oorlogen rond de Liga van Augsburg (tot 1697) en dan de tijd van de Spaanse Successieoorlog (1700-1712).
De oversten der witte zusters hebben zoveel als ze konden de zolders van hun klooster opengesteld en verhuurd aan mensen uit Veurne en omgeving die hun schamel bezit in veiligheid wilden stellen. Het verhuren van kofferruimte op de zolders van het klooster werd plots een niet onbelangrijke bijverdienste en staat dan ook zorgvuldig genoteerd in het handboek van de priorinnen.
Het begon al in 1693 blijkens de navolgende aantekeningen. Waarschijnlijk werd vóór 1693 reeds zolderruimte afgestaan om goederen en eetwaren van particulieren op te stapelen, zodat de eerste notities uit het boek, dat in 1692 aangelegd werd, de verdere verpachtingen meedelen van wat al in vroegere oorlogsjaren begonnen was onder priorin de Koninck. De aantekeningen zijn slordig neergepend en in een nogal stuntelige taal en spelling opgesteld: Christiaen de Visch coffer tot 26 mei 1694 6 p. Het oorlogsgevaar nam nog toe en in 1694-95 werden volgende nieuwe verhuringen genoteerd: Jan Provoost op Hoeren is schuldich van staen van een coffer tot september 1694 twee patacons | |
[pagina 324]
| |
Jan Provoost en heeft noch niet betaelt De Franse intendant van Veurne greep onverwacht in. In 1696-97 sloeg hij de zolders van het klooster der witte zusters aan om er meel voor de Franse troepen te stockeren. Het was een gedwongen opeising, maar het klooster werd er behoorlijk voor vergoed. Het is niet bekend of de koffers van de burgers nog mochten blijven. Aangezien er in het handboek van de priorin voor die tijd geen nieuwe particuliere verhuringen vermeld staan, zouden wij veronderstellen dat de gewone man, althans ten dele de plaats moest ruimen voor het leger. den 1sten juny heeft den heer intendant doen ruymen onse groote solders boven de cellen omme te legghen meel voor de trouppen ende heeft toegeseyt 200 guldens tsjaers Na een periode van oorlog en de vrede van Rijswijk (1697) was het een tijdje stil en bleven de zolders vooral ter beschikking van de religieuzen. Er staan toch geen notities over zolderverhuur aan burgers van Veurne of omstreken meer aangetekend in deze eerstvolgende jaren.
Enkele jaren later evenwel begon het oorlogsgewoel opnieuw. De onveiligheid van Veurneambacht in die tijden ligt weerspiegeld in de vele aantekeningen van priorin Donche, die, te beginnen vanaf midden 1706, de gevluchte goederen naar het klooster in Veurne opschreef. Het zou aanslepen tot het einde van het notitieboek in 1710. De toevloed van gevluchte goederen werd nu zo groot dat zelfs de cellen van de zusters, de ziekenkamer en alle mogelijke beschikbare ruimten uit het klooster met koffers, graan en allerlei kostbaarheden werden ingenomen. | |
[pagina 325]
| |
1706 den 5 juny Adolf de Klerck een koffer van Ave capelle Vooral in de jaren 1708-09 was er opnieuw veel beweging in het klooster. Overal stonden koffers opgestapeld en de navolgende aantekeningen laten vermoeden dat in die jaren de streek weer bijzonder onveilig was: | |
[pagina 326]
| |
July 1708 In het jaar 1709 greep het stadsbestuur van Veurne in. In juni 1709 werden de zusters verplicht om allerlei granen voor rekening van de stad op hun zolders te laten opslaan. De tekst die dit weergeeft laat vermoeden dat de priorin weinig ingenomen was met deze opvordering. Voorzeker staan we hier voor een maatregel die het stadsbestuur als voorzorg uitvaardigde naar aanleiding van de hoge graanprijzen in het jaar 1709, als gevolg van de harde en ongenadige winter in het voorjaar van 1709Ga naar voetnoot(5). De heeren van de stadt van Veurne hebben door mijn heere Fonteyne, schepen, met ghewelt doen leggen suijkerioen en perde boonen, die zij gehaelt hadden van de remme bewaert die hofstede door mijn heere van de Sande, beloovende mij wel te betaelen, maer zoo daer geen betaelinghe en volchde hebbe mijn selven betaelt zoo ick hun geseijt hadde, ontrent de 20 pont groote, want het heefter geleghen van het eerste van junij 1709 tot verre october met groote sleete ende kranckinghe van twee solders door de menichte van ghewichte ende menich onvrijdom ende verlies van sommighe dinghen. Het heen en weer gesleur met koffers en allerlei waren, die daar soms jaren naeen bleven staan (en in de weg bleven staan!) bracht voor de kloostergemeenschap vele zorgen mee. | |
[pagina 327]
| |
Daar waren om te beginnen enkele huurders die hun koffervergoeding niet konden of wilden betalen en op de koop toe nog onwillig waren ook! Priorin Donche was echter een ondernemende vrouw; ze schrok er niet voor terug het recht in eigen handen te nemen en zich zelf te vergoeden! genoomen van Laureins de Smet een rasiere terwe in recompensen dat opden solder twee reijsen met graen heeft gelegen daer ick wel 20 pont groote van genoten soude hebben en plantsoenen die hy genoomen heeft sonder vraegen 60 lb. Vaak gaf de betaling aanleiding tot discussies over de prijs van het graan, vooral als er een vergoeding in natura was beloofd en de graanprijzen achteraf fel gestegen waren: Het convent is schuldich int jaer 1708 aen Franchoijs Matsaert twee rasieren terwe die wij hebben gehadt op den selven tijt als zy die vercochten aen den amonitiaris vercochte voor neghen guldens de rasiere, komt drie pont groote ende vinde goet den 7 oct. 1709 ses pont groote van een jaer solderhuere die ick hebben wille en de basinne en wilde maer 4 pont groote gheven, maer en hebbe dit niet willen laeten, tot memorie Ook gebeurde het wel eens dat koffers door burgers vergeten werden. Ze stonden er jaren naeen, zodat de waakzame priorin op de duur wel moest ingrijpen. Dit werd dan echter zeer zorgvuldig opgeschreven, want in die troebele tijden kon het toch nog gebeuren dat achteraf ooit eens iemand deze verlaten koffers kwam terugvragen. Wij hebben uijt een koffer die stondt voor de groote salette onder den steegher, en vele jaeren daer ghestaen hadde, toebehoorende een jonckman die ick niet en kenne noch zij naeme niet en weet, gehaelt 26 lb. groote vlaems, die het convent moet weder geven als iemant daer naer komt vraghen met de slootel en goed prueve doen. Ick hebbet uijt gehaelt om dat het sloot ontnaghelt was ende vreesde dat het in | |
[pagina 328]
| |
die troubel tijdt soude uijt gehaelt worden, desen 17 november 1708. Teresia Donche, prieuse. In jaren van oorlog, plundering door soldaten en allerlei miseries, vluchtten de dorpelingen soms met hun have en goed binnen de kerk. Talrijk zijn de getuigenissen in die aard. De dieren werden dan samengedreven op het kerkhof rond de kerk, binnen de omheining van het kerkhof. In vele dorpsgeschiedenissen uit die jaren kan men dit lezenGa naar voetnoot(6).
Veurne was in die tijden een versterkte stad, waar het zeker veiliger was dan op de buiten. Speciaal voor Veurne is het bekend dat eveneens het klooster der paters kapucijnen ook mensen en goederen onderdak verleende in die oorlogsdagenGa naar voetnoot(7). Een kerk en een klooster genoten daarenboven een soort asielrecht, alhoewel de militairen zich uiteindelijk weinig stoorden aan al die zaken en rechten. Was er een inname of een plundering, dan deelden kerken en kloosters evenzeer van al die narigheden mee lijk de gewone man, zelfs als het de legers waren van le Roy très catholique.
Het rekeningboek van de zusters van Veurne is onrechtstreeks een uniek en sprekend document van de jarenlange oorlogsgruwel en de vele miseries die het Vlaamse platteland moest ondergaan als de toenmalige Europese grootmachten hier in Vlaanderen hun vetes kwamen uitvechten. L. Van Acker |
|