Baanstropers op de brandstapel te Asse
In 1540 werden te Asse in Brabant vijf baanstropers gegrepen die al jaren naeen misdaden van de ergste soort hadden gepleegd. In Lubbeek hadden ze o.m. een oude man en zijn vrouw levend verbrand omdat ze hun geld niet wilden afgeven. De twee kopstukken werden op 15 maart 1540 te Asse in Brabant op de brandstapel gezet. Het waren Valentijn Cotteghem, bijgenaamd Jesus en Male de Coninck, alias Claes Minne.
Het tweetal werd aan een houten paal vastgebonden met een ketting van drie voet lang. Op acht voet afstand van de paal werd er rondom een vuurstapel aangestoken. ‘Ingesloten in een ring hadden de veroordeelden ruimte genoeg om een tijd lang aan de vlammen te ontvluchten, met de zekerheid evenwel er ten slotte niet aan te ontsnappen’ (A. Wauters, Hist. des Environs de Bruxelles, t. I, blz. 455-456; J. Verbesselt, Eigen Schoon en de Brabander, 1992, blz. 108).
Deze bende opereerde over een ruim gebied en had misdaden begaan in het Brabantse, waar ze gesnapt werd, maar had zich eveneens plichtig gemaakt aan baanstroperij in Zomergem, in Poperinge en in Oudenburg.
A.B.