Biekorf. Jaargang 92
(1992)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Pieter van Daele, ketter en duivelbezweerderIn het jaar 1632 geraakte bekend dat een zekere Petrus, kleermaker van beroep, ketterijen uitstrooide in de parochie Emelgem. Emelgem behoorde tot de dekenij Tielt en viel dus onder het bisdom Gent. In Emelgem waren er anders geen ketters te vinden. De pastoor signaleerde dit gerucht aan de deken van Tielt bij zijn visitatiereisGa naar voetnoot(1).
Waarschijnlijk betrof het hier Pieter Van Daele, woonachtig tussen Ardooie en Kachtem, nabij Emelgem, die ook als exorcista optrad in de omgeving. De man werd op 29 april 1642 verplicht te verschijnen voor de officiaal van het bisdom Brugge, want zijn woonplaats Ardooie lag in het bisdom Brugge. Vermoedelijk werd Van Daele opgepakt en naar Brugge gebracht, maar we weten niet of hij gestraft werd. Wat de uitslag van de gevangenneming ook mag geweest zijn, zo veel is zeker dat Pieter Van Daele zijn kunsten en belezingen verder uitoefende alsof er niets gebeurd was. In die jaren werden duivelbezweerders, tovenaars, ketters (protestanten!) en belezers wel eens door mekaar vernoemd en met mekaar verward; het ene sluit soms ook het andere niet uit.
Toen bisschop de Haudion enkele maanden later, in het najaar van 1642, in Ardooie verscheen bij zijn visitatie, wordt Van Daele niet eens meer vermeld onder de bijzondere gevallen die aan de bisschop werden voorgelegd. Maar in Kachtem vernam Mgr. de Haudion dat er daar twee Ardooienaren bedrijvig waren als duivelbezweerders, namelijk Pieter Van Daele en Thomas MattensGa naar voetnoot(2). Pastoor Delobel van Kachtem wist toen misschien nog niet dat Pieter Van Daele enkele maanden voordien naar het geestelijk Hof te Brugge opgeroepen was en er voorzeker beterschap beloofd hadGa naar voetnoot(3).
In Ardooie, net zoals in de andere parochies uit de streek, | |
[pagina 73]
| |
waren er nog meer verdachte personen. Tussen 1613 en 1627 trad een andere Ardooienaar, Gillis Van Deynse, herhaaldelijk op als duivelbezweerder, zelfs tot in Rumbeke. De man was in 1613 reeds door de officiaal van het bisdom Brugge voor acht jaar verbannen. In 1615 had de pastoor van Ardooie clementie bekomen maar Van Deynse was uiteindelijk toch opnieuw in dezelfde strafbare gewoonten en bezigheden verzeild geraaktGa naar voetnoot(4).
Met Van Daele ging het net zo. Nog in hetzelfde jaar 1642 ontmoeten we hem weer aan het werk: duivels bezweren, belezen en allerlei ketterse praktijken uitoefenen. In 1644 gaf de pastoor van Emelgem aan de bisschop van Gent weeral te kennen dat er in zijn parochie regelmatig een pseudo-exorcista bij de mensen belezingen deed, namelijk Petrus Van Daele, wiens optreden, beweert de pastoor, door het bisdom te Brugge genoegzaam bekend was!Ga naar voetnoot(5).
Van Daele wordt uitdrukkelijk door de pastoor van Emelgem opgegeven en hij voegde er zelfs aan toe dat hij momenteel woonachtig was in Emelgem. Was de grond te warm geworden onder zijn voeten en verhuisde hij een paar kilometers verderop naar een ander bisdom? De man kon de oude fouten niet laten, want in 1652 klaagt de pastoor van Emelgem opnieuw over Van Daele bij zijn bisschopGa naar voetnoot(6).
Pieter Van Daele had als bezweerder en belezer ongetwijfeld een wijd verbreide faam. Het laatste bericht dat wij over hem vernamen was wel de klacht uit 1652 van de pastoor van Emelgem, maar op 25 augustus 1650 kloeg de pastoor van Lotenhulle, eveneens gelegen onder de dekenij Tielt, bij de bisschop van Gent dat er in zijn parochie een pseudo-exorcista rondliep, nomine Petrus. Dit zal Pieter Van Daele geweest zijn uit Emelgem-ArdooieGa naar voetnoot(7).
De belezers en duivelbezweerders, de tovenaars of ont-tovenaars en andere randgevallen uit de schemerzone tussen geloof en bijgeloof, konden er soms heel ver op uittrekken om hun duistere kunsten aan de man te brengen. | |
[pagina 74]
| |
In onze streek kunnen ook meer belezers dan elders gewoond hebben, omdat deze dorpen precies op de scheiding van drie bisdommen lagen, wat de mogelijkheid om hun actieveld te verleggen van het ene naar het andere bisdom niet weinig zal vergemakkelijkt hebben. Ardooie viel onder Brugge, Emelgem onder Gent en Izegem onder Doornik.
Over Petrus Van Daele vonden we maar weinig concrete gegevens. Vermoedelijk valt hij te identificeren met ene Pieter Van Daele die gehuwd was met Maria Van Hullebroeck of Van Heulebrouck en die te Ardooie tussen 1630 en 1638 drie kinders hadden, die alle drie gedoopt werden. Over zijn persoon vonden we verder nietsGa naar voetnoot(8).
Hoe Van Daele precies tewerk ging bij zijn belezingen en bezweringen is enigszins bekend; in 1642 belas hij twee zieke meisjes ‘met behulp van een boek, terwijl hij enkele woorden uitspreekt en over hen het kruisteken maakt’Ga naar voetnoot(9).
Officieel bestond er bij ons een strenge wetgeving die praktijken zoals belezen verbood, ketterse gedragingen reglementeerde en sanctioneerde, duivelbezweerders in de gaten hield en, althans op papier, rigoureus optrad en strafte. De vele gevallen uit de praktijk tonen evenwel aan dat al deze harde en zogenaamd onmenselijke verbodsbepalingen laks en zeer verdraagzaam toegepast werden. L. Van Acker | |
Bijlage
| |
[pagina 75]
| |
selven pieter van dale te versoucken van onsen promoteur te apprehenderen ende den selven ghevanghenen ons over te leveren omme daerinne voorts by ons gheprocedeert te worden zo recht ende redenen verheischen zal, presenterende van ghelycke onse dienst in ghelycke ofte andere zaecken verzocht zynde. In kennesse der waerheyt hebben wy hier op doen drucken den zeghel van onsen hove ende by onsen griffier doen teeckenen desen XXIX April XVI twee en veertich. Bij ordonnan(cie) van myn eerw(eerden) Heere den officiael (werd ondertekend) Audeians. (Origineel in Arch. Bisdom Brugge, F IV) |
|