Merkwaardig is wel dat de thans bekende vermeldingen pas dateren uit de periode nadat Frankrijk de Oostenrijks geworden Nederlanden verlaten had. Gh. de Clercq (Toponymie van Veurne, onuitg. lic. verh., Leuven, 1957, blz. 202-203) geeft citaten uit 1714, 1732 en ca. 1790. Ze veronderstelt dat het Paviljoen een verblijfplaats van Franse officieren zal geweest zijn. Haar tweede verwijzing heeft betrekking op grondige herstelwerkzaamheden aan het gebouw. De magistraat beschreef het in zijn resoluties van 16 en 20 maart 1765 als ‘voorts (!) genaemt Pavilion Dauphin’, zodat dit beschikbare ‘stadts publicq gebouw’ tot school veranderd kon worden, maar in de Franse Revolutietijd zou het als magazijn gebruikt zijn; zie F. De Potter, E. Ronse, P. Borre, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, dl. 2, Gent, 1875, blz. 144, op basis van het resolutieboek (Stadsarchief Veurne, Oud Archief, nr. 149; afschriften door C.M. Despot in nr. 1021).
De Veurnenaars droegen de Franse dauphins blijkbaar in het hart. Thans nog hangt in de Stenen Zaal van het Landshuis een groot rouwbord (houtpaneel, 84 × 84 cm binnen kader) voor Maria Adelaïde van Savoie, de echtgenote van de kleinzoon van de Zonnekoning, die op 12 maart 1712, slechts enkele dagen voor haar man, overleed. Het randschrift vermeldt de opdracht aan ‘Ludovici Franciae delphini uxore’.
J.V.A