Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 410]
| |
Volkslied en café-chantantOver het marktliederenonderzoek in Vlaanderen treft men een status questionis aan in de onvolprezen studie van S. Top, ‘Komt Vrienden, luistert naar mijn lied’Ga naar voetnoot(1) zodat wij daar naar kunnen verwijzen voor alle aspecten van het optreden van de straat- en marktzangers. In de uitgebreide bibliografie, die liefst 395 nummers telt, komen we slechts één boek tegen over café-chantants nl. dat van J. VerstappenGa naar voetnoot(2) dat over Antwerpen handelt en waarin de liederen gepubliceerd werden zonder muzikale notatie. Dr. Lucy Gelber gaf twee delen uit over het Vlaamse volkslied maar ook daarin komt geen hoofdstuk voor over het café-chantantGa naar voetnoot(3). Over de café-chantantzangers in Gent vindt men een eerste aanzet in het werk van E. Demoen over liederen van de industriële revolutieGa naar voetnoot(4). Voor wat West-Vlaanderen betreft beschikken we over een mooie verzamelbundel volksliederen bijeengebracht door Roger HesselGa naar voetnoot(5), tevens auteur van een monumentale monografie over marktzanger TamboerGa naar voetnoot(6). Dit zijn basiswerken voor het volkslied in West-Vlaanderen maar het thema café-chantant komt er evenmin in aan bod. Het heeft er dus alle schijn van dat Willy Lustenhouwer met het pas verschenen Boek ‘De geschiedenis van het café-chantant’Ga naar voetnoot(7) onbetreden paden bewandelt. Willy Lustenhouwer debuteerde in 1935 bij het orkest van Xavier Geerolf, die hem in 1939 ook opnam in zijn cabaretgezelschap ‘Xavier Geerolf en zijn Troubadours’. Sindsdien heeft deze Brugse troubadour een meer dan vijftigjarige carrière achter de rug als showman en verkreeg hij grote faam met zijn talloze liedjes, conférences en humoristische teksten. De wereld van het volkslied is hem vertrouwd en zoals hij zelf uiteenzet in het hoofdstuk ‘Hoe het groeide’ was hij jaren op pad om de hier gepresenteerde liederen te registreren. De ‘Volkslied-Forschung’ is een moeilijk domein. Het volstaat om de handleiding van Wolfgang SuppanGa naar voetnoot(8) even door te nemen om te beseffen hoe ver men kan gaan in de classificatie, de ordening en de analyse van het materiaal. Het groot aantal liederen dat Willy Lustenhouwer bijeenbracht en waar hij er uiteindelijk 249 van weerhield, heeft | |
[pagina 411]
| |
hij geordend volgens liedgenres waarbij het grote aantal kluchtliederen opvalt. Het kluchtlied hoort immers thuis in het café-chantant zoals het moordlied hoort bij de marktzanger. Zijn grote verdienste is ongetwijfeld dat hij alle liedjes van de muzikale notatie heeft voorzien zodat tekst én muziek voor eventuele diepgaande repertoire-analyse ter beschikking zijn voor volksliedspecialisten. De uitgave van het materiaal, voorzien van een index, kwam op de eerste plaats. Bij zijn beschrijving van de café-chantants in Brugge is ons ook het grote aandeel opgevallen van de zangeressen. Inderdaad, bij het zingen en acteren in de volkscafés heeft de vrouw (om den brode of als vrij podium) een grote rol gespeeld. Ook voor de begeleiding werd er evenveel gespeeld door pianistes als pianisten. Het café-chantant bij ons is dood; alleen in Parijs op Montmartte (o.a. in Au Lapin Agile) overleeft het nog maar dan wel als museumcabaret. Het werd dan ook hoog tijd om die voltooid verleden tijd te reconstrueren en het liedrepertorium te inventariseren. W.P. Dezutter |
|