Edelsmeden in Veurne (1435 en 1570)
Over de keuren per ambacht, die in het Middeleeuwse Veurne van kracht waren, is nauwelijks iets bekend (Zie bijvb. F. De Potter c.s., Geschiedenis der stad en de kastelnij van Veurne, dl. II, Gent, 1875, blz. 1 e.v.). Over die der edelsmeden, nochtans geen onbelangrijk beroep, helemaal niets, amper enkele namen van edelsmeden. De beoefenaars van dit beroep moesten het vertrouwen genieten van hun klanten. Zo is het geval bekend van een zekere Jacob Ravledere, die schalen valselijk met lood in plaats van met goud of zilver had belegd. Jaren later nog verhinderden de stadsschepenen hem in hun midden te zetelen (L. Gilliodts-Van Severen, Coutumes... de Furnes, dl. III, Brussel, 1897, blz. 203-225).
Een edelsmid moest poorter van Veurne zijn om er zijn beroep als zelfstandig meester te mogen uitoefenen; voor een gezel gold deze bepaling niet. Ene Lievin Godtscalck, poorter van Harelbeke, ondervond dit tot zijn nadeel. Zowat acht of negen jaar lang had hij als knecht gewerkt in een winkel, maar toen hij de eigenares ervan huwde, verhinderden de stadsschepenen hem opeens de zaak in eigen naam verder te zetten. Pas nadat hij op 7 september 1570 afstand van zijn poorterschap van Harelbeke had gedaan en de zaak van zijn vrouw had overgenomen, kon hij als edelsmid in Veurne aan bod komen (Rijksarchief Kortrijk, Kerkarchief Harelbeke, nr. 13045, ad datum).
J.V.A.