Biekorf. Jaargang 86
(1986)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |
‘Indaginge’ in het brugse vrije vanuit Gent verboden (1544)Velen weten dat de Gentse opstand tegen keizer Karel tijdens de jaren 1537-1540 werd besloten met een heel complexe reeks centraliserende maatregelen, meestal samengebracht in de akte van 30 april 1540, gekend door specialisten en anderen onder de benaming van Concessio Carolina. Slechts weinigen echter zijn vertrouwd met het feit dat op 14 februari 1541 het ambt van lieutenant civil te Gent werd opgericht na een rekwest ingediend door de schepenen van Gent en als humble supplication gericht aan Karel V teneinde, zoals vroeger, te kunnen gebruik maken van indagingen tegenover leurs fermiers, censiers et débiteursGa naar voetnoot(1).
Kort samengevat kwam het erop neer dat de Gentse burgers opnieuw zoals vóór 1540 hun belangen en eisen konden waarmaken tegenover de inwoners van de Oudburg of van ongeveer 65 parochies rond Gent nu echter door een door de vorst benoemde magistraat. Principieel ging het erom dat Keizer Karel niet meer toeliet dat stadsschepenen buiten het eigen stadsgebied nog optraden; de vorst wenste dus in grote mate de politieke en juridische voogdij van Gent over het kwartier te beperken. Van Nevele tot Nazareth en Wachtebeke strekte zich nu het ambtsgebied van de ‘lieutenant’ uitGa naar voetnoot(2). In de oprichtingsordonnantie wordt ondermeer gestipuleerd dat de betrokken juridische ambtenaar aura cognoissance des procès qui se pourront esmouvoir pardevant luy, au siège qu'il tiendra en la grande salle du vieu chasteau dudict Gand où les bailly et hommes de fiefz dudict Vieusbourch sont accoustuméz tenir leur siège, et ce deux jours la semaine, assavoir les mercredi et samedi devant disner. Ook werd er | |
[pagina 300]
| |
gesuggereerd de se mettre en tout debvoir d'appointer les parties amiablement, sans prendre de procureur ou advocat, ne laisser les dictes parties entrer en procès, si faire se peultGa naar voetnoot(3). Hieruit blijkt dus dat de luitenant zitting moest houden in het Gentse Gravenkasteel en dat hij vooral naar ‘minnelijke schikkingen’ had te streven.
Een ernstige studie over de werking van die luitenant ontbreekt nog steeds maar de hiernavolgende ingreep laat duideliujk naar voren komen dat de nieuwbenoemde luitenant wel degelijk zijn taak heeft ter harte genomen. Een paar jaar later immers werd door baljuw, burgemeester en schepenen van het Brugse Vrije tegen Adrien de la Bavière institué lieutenant civil par l'Impériale Maiesté au fait des indaghinghes en la ville de Gand een remonstrantie ingediend daar voornoemde luitenant zich had veroorloofd in eerste aanleg enkele inwoners uit het Brugse Vrije te Gent op te roepen soubz umbre d'une ampliation accordée par sa dicte Maiesté Impériale endroit icelle indaghinghe en la paroisse d'Urselle, qu'est en partie au pays et terroir du Francq, où cy devant ceulx de Gand n'ont jamais eu aucune jurisdiction ou cognoissance. Ursel behoorde gedeeltelijk tot het Brugse Vrije en aldaar hadden de Gentenaars nooit enige jurisdictie uitgeoefend. Gezien voordien reeds door het Brugse Vrije tevergeefs werd geprotesteerd bij de luitenant, had die Brugse kasselrij reeds een gerechtelijke procedure ingezet bij de Raad van Vlaanderen te Gent.
De uitspraak echter te Brussel, gedateerd op 2 juni 1544, is zeer duidelijk ten gunste van het Brugse Vrije, vooral omdat Keizer Karel en zijn centrale diensten alle processen en geschillen tussen de onderdanen wilden vermijden et nourrir paix et bonne voisinance entre eulx.
Heel formeel besloot de landvoogdes Maria van Hongarije dat het de luitenant verboden was indaghinghe aan te wenden op de plaatsen die onder de jurisdictie stonden van het Brugse Vrije en evenmin daar waar de Gentenaars, vóór de afschaffing van hun privileges, niet gewoon waren gebruik te maken van de indaghingheGa naar voetnoot(4).
Uit dit alles leert men, eens te meer, dat Brussel, landvoogdes en vorst, niettegenstaande alle belangrijke centralisatie- | |
[pagina 301]
| |
maatregelen en na de zware bestraffing van Gent in 1540, oog bleven hebben voor de goede verstandhouding tussen de verschillende gewesten, essentiële voorwaarde overigens voor een efficiënt en economisch verantwoord beheer van de NederlandenGa naar voetnoot(5). M. Baelde |
|