[Bladvulling]
Ze rauw mogen: ‘Je mag ze rauw’, d.i. hij heeft een zwak voor (sterke) drank. Met ‘ze’ worden de pinten bedoeld. Damme, 1980.
Rimpelaars: gerimpelde erwten, ook schokkers of zoete erwten. Bulskamp, 1978. (Niet bij De Bo).
Ruikedroge (spreek uit: rukedroge); van ruik, ruke: aardkluit, droge plagge of gersfak. Poperinge, 1978 (vgl. De Bo).
Slunseslap: ‘Veel ouders vallen slunseslap tegenover hun kinders’. Ardooie, 1980. Een mooie stafrijmende woordvorming, met het woord ‘slunse’ dat buiten onze contreien onbekend is.