Liggers en lopers
Noch De Bo noch Loquela geven het woord loper met de betekenis van extern, zegt A.B. in Biekorf 1984 blz. 391. We vonden in de genoemde bronnen ook geen ligger vermeld met de betekenis van intern. Die liggers en lopers zijn er nochtans geweest, een wonder woordspan, dat uit de taal verdween toen de oude dorpspensionaten uit het landschap zijn verdwenen.
Wat De Bo wel vermeldt is thuisligger: ‘die bij iemand zijne tafel en zijne slaping heeft, gemeenlijk voor betaling. De thuisliggers in eene school.’ Meester Lenaert geeft er ons ook de halve thuisligger bij: ‘die bij iemand inwoont voor de tafel aleen, of voor de nachtrust aleen’ (de I staat in De Bo's alleen alleen).
We moeten dus nuanceren wat we in jaargang 1982 van Biekorf (blz. 135) hebben geschreven bij de tafelieren in den geheelen en halven kost en de uytwendige Discipelen, waar meester Couvreur, gewezen schoolhouder te Brugge, in zijn Gentse school ten jare 1800 onderscheid tussen maakte. Onze uitleg bij tafelieren in de gehele kost als internen en bij tafelieren in de halve kost als zgn. halfinternen knoopte aan bij wat we in onze collegejaren zelf hebben gekend. Externen die in de refter de middagkost deelden met de internen werden in het Klein Seminarie van Roeselare inderdaad halve internen of halfinternen genoemd. De Bo wijst ook op een situatie net andersom, waar internen uiteraard op school overnachten maar daarnaast een eigen voedselvoorraad aanspreken. Dit soort internen vinden we terug in de landelijke kostschool van Verhoest te Handzame in de jaren 1830-1840 (waarover Biekorf handelde op blz. 70-87 van jaargang 1984).
We liepen in het genoemde Roeselaarse Klein Seminarie als extern school rond 1960, en we herinneren ons zekere pogingen om van internen en externen te spreken als van hennen (innen) en eksters. Een goede vondst, ornitologisch even verantwoord als fonetisch, maar mondgemeen hebben we die vogelnamen niet weten worden.
J. HUYGHEBAERT