De Karolingische kerk van Torhout
Na de brand in 1940 van de Sint-Pieterskerk in Torhout, voerden pater G. Meersseman en Broeder Firmin in 1941 opgravingen uit in de puinen. Ze vonden wel enkele Romeinse elementen maar besloten nogal categoriek dat op die plaats een Karolingische kerk had gestaan, die wellicht door de Noormannen in brand was gestoken. Dergelijke kerken, klein van afmetingen met vierkantig grondplan, worden ook elders aangetroffen, o.m. in Nijmegen (Valkhofkerk) en te Aken.
De bevindingen van beide auteurs werden gepubliceerd in een rapport (De kerk van Torhout in het licht der jongste opgravingen, 1942, 74 blz.). De Karolingische kerk van Torhout is sindsdien een vast gegeven geworden in de vroegste geschiedenis van het graafschap Vlaanderen. Pater Meersseman steunde op het resultaat van de opgravingen in zijn studie over Sint-Rembert van Torhout (Heiligen van onzen Stam) en het (uitzonderlijk) fenomeen van de Torhoutse Karolingische kerk werd van toen af onbetwist in vele werken als een vaststaand gegeven aanvaard (Monasticon belge, enz.).
Nu komt E. Cools in zijn bijdrage De Romeinse resten van de Karolingische kerk te Torhout (Jaarboek Het Houtland, 1984, 6 blz) deze hypothese in vraag stellen. Hij werpt het vermoeden op dat de zogeheten ‘Karolingische’ kerk eerder een gebouw, een wacht- of signaaltoren zou kunnen zijn uit de Romeinse Tijd, opgericht nabij een oude weg, de zogenaamde Zeeweg, die vanuit Oudenburg verder liep in zuidelijke