Biekorf. Jaargang 85
(1985)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||||||||||
De Brugse drukkers Amand Delplace-Beernaert en Modest DelplaceDat er te Brugge in de 19de eeuw een Delplace als drukker bedrijvig was, weet allicht ieder lezer van Biekorf. Dat er echter twee gelijktijdige drukkerijen Delplace waren, is tot hiertoe niet opgemerkt, bij zoverre dat de produkten van beiden door mekaar vernoemd worden.
A. Viaene publiceerde een kort bericht over Modest Delplace. Hierin werd niets gemeld over het bestaan van Amand DelplaceGa naar voetnoot(1).
In het inventariswerk over de Brugse pers, handelde R. Van Eenoo uitvoerig over Modest Delplace, die echter als Delplace-Beernaert werd vermeld en op wiens naam alle onder de naam Delplace gevonden kranten en pamfletten werden geplaatstGa naar voetnoot(2) .
In het inventariswerk over de pers in West-Vlaanderen werd een beknopte en correcte biografie van Amand Delplace-Beernaert gegeven, maar dan in zijn Torhoutse context.
In het recent overzichtswerk van L. Simons was het dan weer alleen Modest Delplace die aan bod kwam, werden alle krantentitels door beide Delplaces gepubliceerd, op zijn naam geplaatst en scheen het niet te storen dat Modest volgens de opgegeven data, het ‘Thouroutsch Blad’ zou opgericht hebben toen hij amper elf jaar wasGa naar voetnoot(4).
Tijd dus om de gegevens die betrekking hebben op de twee gelijktijdige maar afzonderlijk werkende drukkerijen van Amand Delplace-Beernaert en van zijn zoon Modest Delplace wat nader te leren kennen en van mekaar te onderscheiden. | |||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||
Amand Delplace (1810-1890)Amand Delplace werd in Torhout geboren op 26 maart 1810 als zoon van Judocus Delplace en Pieternelle Somers. Hij overleed in Brugge op 10 januari 1890, bijna tachtig jaar geworden.
Hij huwde een eerste maal met Isabelle D'Hert (1804-1840) die hem zeven kinderen schonk en een tweede maal met Rosalie Beernaert (Torhout 26 februari 1819 - Brugge 5 maart 1884) die van hem veertien kinderen had.
Gehuwd in 1832 zal hij zich dan ook rond die tijd als drukker gevestigd hebben. We vonden uit zijn drukkerij een in 1837 verschenen boekje in 8o, 344 bladzijden, door de Koekelaarse schooldirecteur Pieter Lansens (1801-1879): ‘Geschiedenis van Vlaanderen, gevolgd van eene afzonderlijke verhandeling zoo over den oorsprong als de benaming onzer steden, parochiën of gemeenten’.
Amand Delplace was in Torhout gevestigd in de Bruggestraat 66. In 1843 begon hij met het uitgeven van ‘Het Thouroutsch Blad’ en in 1853 stichtte hij ‘De Gazette van Thourout’Ga naar voetnoot(5).
Op 9 mei 1858 verhuisde hij met zijn groot gezin naar Brugge en vestigde zich Sint-Jacobsstraat D 1-4. Hij was niet alleen overtuigd dat hij meer werk in de grotere stad zou vinden, maar ook dat hij zijn Torhoutse lezers vanuit de provinciehoofdstad snellere en betere berichtgeving zou kunnen bezorgenGa naar voetnoot(6).
Op 20 september 1863 verhuisde hij naar Noordzandstraat D4-24; later nr 64 of 68.
Van eerstgenoemde krant bezorgde Amand Delplace vanaf 1863 een Brugse editie, onder de titel ‘De Stad Brugge’. Dit aanvankelijk eerder neutraal blad, zette zich tijdens de schoolstrijd actief in ten voordele van de katholieke kandidatenGa naar voetnoot(7).
Het jaar voordien had hij ook een zondagsblad gesticht onder de titel ‘De Ware Volksstem’. Het was bestemd voor de landelijke bevolking buiten Brugge en Torhout. Op basis | |||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||
van de schaars bewaarde nummers is het moeilijk de geschiedenis van deze krant op te makenGa naar voetnoot(8).
Ook nog in 1862 drukte hij de eerste jaargang van het godvruchtig tijdschrift voor kinderen, door priester Lodewijk Van Haecke onder de naam ‘De Zeesterre’ uitgegevenGa naar voetnoot(9). Het jaar voordien had hij een bundeltje liederen en gedichten gedrukt voor het gesticht van priester CartonGa naar voetnoot(10).
Amand Delplace drukte ook boeken. In 1865 drukte hij voor Lodewijk Van Haecke een ‘Maand van Maria’ (68 blz.), waarvan in 1866, 67 en 68 nieuwe uitgaven kwamen.
Van C. Van den Bussche (1825-1878), gemeentesecretaris van Werken drukte hij in 1866 een ‘Geschiedkundig memoriaal van Werken’ (158 blz.). Van Jos Desmet, pastoor van Oudenburg (1801-1870) publiceerde hij in 1860 en 1861 een boek in twee delen (167 en 144 blz.) onder de titel: ‘Platte of gemeene vlaemsche spreekwoorden, doormengd met zedelessen en spreuken’ en van dezelfde in 1869 het derde deel van een ‘Geschiedenis van Menapië, oud en nieuw Vlaanderen’ (404 blz.).
Vanaf 1870 heeft hij, voor zover we konden nagaan, geen of alvast weinig boeken meer gedrukt.
Wel vonden we nog een tekst bij hem gedrukt in 1872 van de Antwerpse architect Jan Frans Van Boghout met als titel: ‘Aan de Vlamingen! Redevoering uitgesproken op het avondfeest der Maatschappij “De Vlaemsche Broederbond” op le december 1872’.
Amand Delplace drukte een bescheiden deel van de katholieke verkiezingsliteratuur voor BruggeGa naar voetnoot(11). Eénmaal zelfs in het FransGa naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||
Delplace was zelf ook een actief schrijver, alhoewel hij hiervan buiten wat in kranten verscheen, niets publiceerde. Bij zijn overlijden werden volgende onuitgegeven handschriften verkocht: ‘De geschiedenis van Torhout; Een grote verzameling onuitgegeven verhandelingen over de landbouw; Veel stukken over de oorsprong der namen van streken en personen’Ga naar voetnoot(13).
Een hoeveelheid documenten en onuitgegeven geschriften had hij al, samen met een collectie van zijn weekbladen, tijdens zijn leven aan het Rijksarchief te Brugge overgedragenGa naar voetnoot(14).
In 1875 gaf Delplace ‘De Gazette van Torhout’ op. Zijn broer Frederic Delplace-Devisch was ondertussen dagbladuitgever in Torhout gewordenGa naar voetnoot(15). Einde 1885 - hij was toen 75 en zijn vrouw was het jaar voordien overleden - liet Amand Delplace de Brugse drukkerij en de kranten over aan Emiel BonteGa naar voetnoot(16). Deze opvolger was toen 23 jaar, kwam net zoals Delplace uit het Houtland (Staden 1862 - Brugge 27 februari 1896) en huwde in Brugge met de drukkersdochter Charlotte De JudeGa naar voetnoot(17).
Onder de vele kinderen Delplace werd geen opvolger gevonden. Vier onder hen kenden nochtans het vak en werkten een aantal jaren bij hun vader.
Modest Delplace ging zijn eigen weg en stierf vóór zijn vader.
René Delplace (oTorhout 5 april 1843) was een tijd werkzaam als drukker in Kortrijk en in WaverGa naar voetnoot(18). In oktober 1867 meldde hij zich als vrijwilliger voor de verdediging van de Pauselijke Staten. Na twee jaar zouavenleven werd hij om gezondheidsredenen naar België teruggestuurd, maar in augustus 1870 meldde hij zich opnieuw aan en nam deel aan | |||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
het beleg van RomeGa naar voetnoot(19). Nadien ging hij zich in Luik vestigen.
Dieudonné Delplace, ook Déodé, Deodatus of Godgaaf genoemd (Torhout 15 mei 1847), bleef tot in 1869 bij zijn vader werkzaam, huwde met een De Schrijver, en vertrok naar Jumet, om zich een paar jaar later in Brugge te vestigen als kruidenier in koloniale warenGa naar voetnoot(20). Dieudonné Delplace was een onrustige figuur, wiens naam bij herhaling opdook in de Brugse kroniek. In 1877 was hij medestichter en bestuurslid van de ‘Katholieke Burgersgilde’ en gedurende vele jaren was hij ook bestuurslid van de ‘Vlaamsche Broederbond’Ga naar voetnoot(21). Begin van deze eeuw was hij actief bij de dissidente ‘Vrije Burgersbond’ waar ook drukker Camiel Moeyaert toe behoorde. Door Gustaaf Stock, uitgever van de katholieke nieuwsbladen te Brugge, werd hij gebrandmerkt om zijn liberale sympathieën. Op gevorderde leeftijd was hij in 1919 kandidaat op de lijst van de FrontpartijGa naar voetnoot(22).
Tenslotte was er ook nog Amedée Delplace (oTorhout 22 augustus 1857), die op tweeëntwintigjarige leeftijd plaatselijke bekendheid kreeg toen hij met Julius De Vos en anderen enkele dagen gevangenisstraf uitzat, ingevolge een veroordeling na een straatgevecht tussen katholieken en liberalen in de Langestraat op 12 oktober 1879Ga naar voetnoot(23).
Minstens één van de Delplace-dochters, Celeste (oTorhout 22 januari 1856) werd kloosterzuster. Zij overleed in 1896 als Franciskanes-missionaris in Parana (Argentinië)Ga naar voetnoot(24).
Een andere dochter van Amand Delplace, Hélène (o1859), huwde in 1890 met A.J. Witteryck (1865-1934) de bekende drukker, uitgever, folklorist en Esperanto-propagandist, die tijdens zijn uitgeversloopbaan niet minder dan 1300 titels zou uitgevenGa naar voetnoot(25). | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
Modest Delplace (1832-1884)Modest Judocus Josephus Delplace werd in Torhout geboren op 23 september 1832 als zoon van de drukker en krantenuitgever Amand Delplace en van diens eerste vrouw Isabelle D'Hert. Hij overleed in Brugge op 3 maart 1884Ga naar voetnoot(26).
Hij bleef zijn vader bijstaan tot hij op 19 juli 1869, op 36-jarige leeftijd in het huwelijk trad met de 45-jarige Maria Theresia De Witte. Zij was te Hooglede geboren (24 februari 1824) en was de weduwe van de Brugse vishandelaar Leonardus Amand (Brugge 30 september 1801 - 17 september 1868).
Het lijkt ons niet onbelangrijk te noteren dat voor Modest Delplace, naast zijn halfbroer Dieudonné, de koopman in wijnen Rombout Boeteman-Janssens (Brugge 13 augustus 1804 - 10 januari 1887) als getuige bij het huwelijk optrad. De stichter van ‘Le Nouvelliste des Flandres’ (later ‘La Patrie’) en van de ‘Standaerd van Vlaenderen’, had in 1852 beide bladen overgedragen aan Eduard Neut en sedertdien werd zijn naam niet meer in verband gebracht met persorganen, ook al speelde zijn schoonzoon Albert Verstraete-Yserbyt nog een rol naast E. Neut en was zijn zoon Amand Boeteman medestichter met Jan Fockenier van het ‘Burgerwelzijn’Ga naar voetnoot(27). De aanwezigheid van Rombout Boeteman als vriend van den huize op een familiebijeenkomst van de drukkers Delplace doet de vraag rijzen of hij wellicht op een of andere wijze bij hun persactiviteiten betrokken was.
Vanaf zijn huwelijk vestigde Modest Delplace zich zelfstandig als drukker op de hoek van de Eekhoutstraat B17-54 (later nr 19) met een ingang voor de drukkerij achter de hoek in de Geerolfstraat 10 (vroeger Pandstraat genoemd), in het huis genaamd ‘Het Zonneken’.
Onmiddellijk begon hij aan een drukke krantenactiviteit. Het is niet uitgesloten dat hij het Zondagsblad ‘De Ware Volksstem’ van zijn vader meekreeg. De krant was in 1862 door Amand Delplace gesticht, en Modest die toen dertig was kan in het opstellen ervan ruim de hand gehad hebben. Het is in ieder geval zeker dat hij er in 1874 de uitgever van | |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
was. Het ontbreken van vroegere nummers laat niet toe te bevestigen dat dit ook al in 1869 het geval was.
Begin 1870 werd Delplace de drukker-uitgever van het sedert 1864 bij Honoré Van den Berghe-Denaux uitgegeven weekblad ‘'t Jaer 30’, dat enkele dagen later tot ‘'t Jaer 70’ werd omgedooptGa naar voetnoot(28). A. Viaene heeft de mogelijkheid geopperd dat de contacten tussen Guido Gezelle en Modest Delplace, met het oog op deze overdracht, kunnen gelegd zijn door priester Jozef Axters (1850-1913)Ga naar voetnoot(29), zoon van smid en stovenmaker Jacob Axters-Ameye, de buurman van Modest DelplaceGa naar voetnoot(30). Onmogelijk is dit niet, hoewel Gezelle ook zonder de toen twintigjarige seminarist de weg naar drukker Delplace kan gevonden hebben.
Anderzijds is het niet bewezen dat Gezelle deze materiële aangelegenheid regelde: het kan best vicaris-generaal Wemaer, Adolf Duclos of iemand anders geweest zijn.
In 1872 stichtte Modest Delplace een nieuwe krant: ‘'t Noorden van Brugge’. Ook van dit blad zijn weinig nummers bewaard, zodat het moeilijk is na te gaan waarin het verschilde van ‘De Ware Volksstem’. Beide bladen waren voor de landelijke bevolking bestemd, verschenen wekelijks (het ene de zaterdag, het andere de zondag), hadden hetzelfde folio-formaat en kostten 3,75 fr. per jaarGa naar voetnoot(31).
Einde 1874 drukte Modest Delplace een ‘Almanach voor den Jare O.H.J.C. 1875 voor de leerende Jeugd van Vlaanderen uitgegeven onder de bescherming van Sint Luitgaard, patroonesse der Vlaemsche taal en letterkunde’.
Officieel trad hij als uitgever op, maar toen hij het ‘imprimatur’ wou verkrijgen (een noodzaak om de almanak in de scholen te mogen binnen brengen) polste Mgr. Wemaer naar de naam van de auteur van de teksten. Delplace kon een brief voorleggen waaruit bleek dat de Roeselaarse onderwijzer Pieter Denys de stichter en tekstschrijver van de almanak was. In werkelijkheid was deze nochtans maar een ‘strooien man’ achter wie zich de seminaristen Amaat Vyncke (1850- | |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
1888) en Zeger Maelfait (1850-1930) als de echte auteurs verborgen hielden.
Het succes van de almanak deed Vyncke en Maelfait, samen met de overige leden van de door hun opgerichte ‘Westvlaamsche Gilde’ er toe besluiten een viermaandelijks tijdschrift uit te geven. Het eerste nummer van ‘De Vlaamsche Vlagge, tijdschrift voor 't studentenvolk’, verscheen met Pasen 1875, en de invloed ervan in de Westvlaamse colleges was onmiddellijk groot.
Modest Delplace was ook van dit tijdschrift de uitgever. Nu werd niet eens om een ‘imprimatur’ verzocht: het tijdschrift werd telkens tijdens de vakanties op het thuisadres van de jonge collegestudenten verzonden. Naast artikels van Vyncke en Maelfait (onder schuilnamen) verschenen bijdragen van Guido Gezelle, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach (meestal onder de schuilnamen Harold en François Quillon), Pol De Mont, Adolf Duclos en vele anderen. Modest Delplace was voortaan verbonden met de meest activistische vleugel van de Vlaamse Beweging in West-VlaanderenGa naar voetnoot(32).
In 1877 drukte hij een liederenbundel ‘Een vijftig Vlaamsche liederen’ samengesteld door de Roeselaarse Rhetoricastudent August Ghequiere, waarin de meest in het oog springende liederen op teksten waren van Guido Gezelle (1830-1899), Hugo Verriest (1840-1922), Leonard De Bo (1826-1885), Albrecht Rodenbach (1856-1880), Amaat Joos (1855-1937), Gustaaf Flamen (1837-1922) en Pol De Mont (1857-1931). De superior van het Klein-Seminarie was overtuigd dat Ghequiere een ‘strooien man’ was achter wie de echte initiatiefnemer schuilde: Hugo VerriestGa naar voetnoot(33). Het jaar daarop drukte Delplace een eerste deeltje in wat een reeks ‘Tooneel- | |||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||
spelen voor vlaemsche spelersgilden’ moest worden. Twee drama's door A. Rodenbach, ‘De ondergang der Kerels’ en ‘De Brugsche Metten’ verschenen (zonder auteursnaam) in dit eerste (en laatste?) deel.
Toen in 1877 duidelijk was geworden wie er zo allemaal achter die ‘Vlaamsche Vlagge’ schuilde en welke invloed het tijdschrift in de colleges uitoefende, (het blad had een duizendtal abonnees)Ga naar voetnoot(34) werd vanuit het bisdom verbod tot medewerking opgelegd aan collegestudenten en seminaristen. De jonge iniatiefnemers zochten toen een ‘patroon’ die voldoende onafhankelijk zou staan om er mee door te gaan: Hugo Verriest aanvaardde de opdracht. ‘De Vlaamsche Vlagge’ was gered en de ‘Swighende Eede’ was geborenGa naar voetnoot(35).
Ondertussen hadden Albrecht Rodenbach en Pol De Mont te Leuven nog een ander tijdschrift opgericht: ‘Het Pennoen’. Het zou vier jaar verschijnen. De jaargang 1877-78 werd in Antwerpen gedrukt, maar voor de twee volgende kwam men bij Modest Delplace terecht.
Toen de breuk tussen De Mont en Rodenbach er deze laatste toe bracht ‘Het Nieuw Pennoen’ als een concurrerend tijdschrift uit te geven, werd het eerste - en laatste - nummer eveneens bij Modest Delplace gedruktGa naar voetnoot(36).
Geen wonder dat hij, aldus partij kiezend voor Rodenbach, de drukker was van het ‘In Memoriam’-boekje dat in 1880 op initiatief van Amaat Vyncke door de ‘Vlaamsche Vlagge’-uitgevers aan de pas overleden dichter werd gewijdGa naar voetnoot(37).
Einde 1880 rolde weer een nieuwe uitgave van Delplaces persen: ‘'t Manneke uit de Mane, volksalmanak voor de Vlamingen van 't jaar 1881’. Initiatiefnemer hiervoor was priester Alfons Van Hee (1846-1903).
Modest Delplace was niet alleen de drukker van deze populaire almanak, hij nam de redactie van het eerste deel - | |||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||
de traditionele almanakgegevens - voor zijn rekeningGa naar voetnoot(38). De drukker uit het ‘Zonneken’ drukte elk jaar een nieuw ‘Manneke uit de Mane’.
Het is duidelijk dat over de jaren 1870-1884 de meeste van de initiatiefnemers van deze verschillende publikaties bij Modest Delplace over de vloer kwamen. We mogen dit met zekerheid aannemen voor wat betreft Guido Gezelle, Adolf Duclos, Hugo VerriestGa naar voetnoot(39), Amaat Vyncke, Albrecht RodenbachGa naar voetnoot(40) en Alfons Van Hee. Het waren echter niet alleen de activistische priesters van de Vlaamse Beweging die de weg naar de Geerolfstraat vonden.
Modest Delplace drukte nogal wat boeken en boekjes, en zij situeren zijn drukkerij duidelijk in het katholiek, niet alleen Vlaams maar ook ultramontaans milieu. De zeven auteurs van wie we bij hem gedrukt werk in boekvorm terugvonden waren zes priesters en een toekomstige priester: de pastoor van Zwevezele C. Van Hullebusch (1818-1879)Ga naar voetnoot(41), de latere stichter van de Sint-Andriesabdij dom Gerard Van Caloen (1853-1932) die toen pas 18 jaar wasGa naar voetnoot(42), de nog jonge publicist Adolf Duclos (1841-1925)Ga naar voetnoot(43), de Kortijkzaan G. De Deyne (1796-1876)Ga naar voetnoot(44), de pro- | |||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||
duktieve auteur en H. Bloedkapelaan Lodewijk Vanhaecke (1829-1912)Ga naar voetnoot(45), de minderbroeder Raymond Rommens (1819 - Lier 1890)Ga naar voetnoot(46) en de professor aan het Groot-Seminarie en nadien pastoor-deken van Onze-Lieve-Vrouwparochie in Brugge, Jan Aloïs Van Steenkiste (Rumbeke 1830 - Brugge 1913)Ga naar voetnoot(47), de in zijn tijd gevierde auteur van de ‘Commentarii Brugenses in S.-Sripturas’Ga naar voetnoot(48).
Vanaf 1870 en minstens tot in 1874 drukte Delplace het verslag van de jaarvergadering van het Genootschap van de H. Vincentius à Paulo voor het bisdom Brugge.
Net als zijn vader, drukte hij ook wat verkiezingspamfletten voor de katholieke partijGa naar voetnoot(49).
Delplace speelde zelf een sociale rol in het katholieke leven in Brugge. Vanaf zijn jeugd was hij ‘meester’ in de ‘Apostolijke Zondagsscholen’, wat betekent dat hij zich belangloos inzette voor het verstrekken van onderwijs aan de volksjeugd. Hij hield dit vijfentwintig jaar vol en werd zelfs voorzitter van deze instelling.
In 1833 werd hij plechtig gevierd naar aanleiding van zijn zilveren jubileum ‘als leidsman van de jeugd en sprekend | |||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
voorbeeld’. Hij was toen al door ziekte getekend, maar was toch op de feestviering aanwezigGa naar voetnoot(50).
De ziekte was er de oorzaak van dat hij in 1883, pas de vijftig voorbij en enkele maanden vóór zijn dood, zijn drukkerij en de krantentitels overliet aan Adolf Van Mullem-Van Haelemeersch, die op hetzelfde adres de zaak verder zette, tot hij in 1928 opgevolgd werd door zijn schoonzoon Gevaert-Van MullemGa naar voetnoot(51). | |||||||||||||||||
Amand en Modest Delplace: een situeringAmand Delplace werkte als drukker van 1832 tot 1885 (vanaf 1858 in Brugge) en Modest Delplace had zijn eigen drukkerij van 1869 tot 1883.
Ze waren beiden uitgevers van weekbladen. Hun doelgroep was de landelijke bevolking in het arrondisement Brugge en voor wat Amand Delplace betreft, ook de Torhoutenaars.
In het huwelijk van Modest en in het aanduiden van een opvolger voor Amand, bleek hun verbondenheid met de Houtlandse ‘diaspora’ die zich in de provinciehoofdstad was komen vestigen. Bij deze groep vonden ze ongetwijfeld een trouw cliënteel voor hun boek- en papierhandel en voor het drukken van gelegenheidsdrukwerk, overlijdensberichten, enz.
Politiek ondersteunden ze de katholieke partij, hoewel ze hierin minder prominent waren en niet zo actief optraden in de verkiezingsperiodes als bv. de drukkers Neut, Herreboudt, Van den Berghe-Denaux en later Verbeke-Loys en De Zuttere.
De bij hen gedrukte boeken en brochures behoorden, op weinig uitzonderingen na, tot de stichtelijke of religieuze literatuur, helemaal in de geest van de tijd. Hun auteurs waren in overgrote meerderheid priesters en religieuzen. Het zou niet verwonderlijk zijn dat dezelfden, en meer bepaald Ad. Duclos en Lod. Vanhaecke ook bijdragen leverden voor de kranten die de Delplaces uitgaven. Het is ook mogelijk dat | |||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||
Modest Delplace in zijn bladen teksten overnam uit de bij hem gedrukte ‘'t Jaer 70’. We hebben hierover zekerheid wat betreft het rouwartikel gewijd aan Albrecht Rodenbach, dat werd overgenomen in Delplaces' ‘Ware Volksstem’ en ‘Noorden van Brugge’Ga naar voetnoot(52).
Amand Delplace behoort bij het militant-Vlaamse deel van de katholieke bevolkingsgroep, zoals drukwerk voor de ‘Vlaemsche Broederbond’ aantoont.
Bij Modest Delplace was dezelfde houding in nog veel grotere mate aanwezig.
Vanaf het begin van de jaren zeventig trad in de Vlaamse Beweging een duidelijke stroomversnelling in, die zich o.m. uitte door talrijke publikaties. De drukkerij van Modest Delplace speelde hierin een beduidende rol. Aangezien veel van de initiatiefnemers en medewerkers, voor de buitenwereld in mindere of meerdere mate anoniem wilden blijven, moesten ze de drukker als één van hun geestesgenoten kunnen beschouwen, die de nodige discretie aan de dag legde en naar buiten uit de verantwoordelijkheid voor de drukwerken op zich nam.
Daarnaast speelde ongetwijfeld het feit dat Modest Delplace zijn medestanders tegen gunstige voorwaarden bediende. A. Rodenbach ondervond het toen hij een andere drukker voor ‘De Vlaamsche Vlagge’ in reserve zou hebben, in de eventualiteit dat Delplace aan één of andere druk zou bezwijken en de uitgave niet verder zou willen verzorgen.
Toen Rodenbach bij een ander drukker een prijsaanvraag deed, was deze ‘veel te diere’ en bleef men bij Delplace. Niet alleen was hij goedkoper maar waarschijnlijk verleende hij betalingsfaciliteiten aan de uitgevers van de Vlaamsche Vlagge ‘die in schulden [zaten], en groote’ zoals Rodenbach in december 1876 naar Verriest schreefGa naar voetnoot(53).
Met Delplace deden de jonge uitgevers niet wat ze wilden. Toen Rodenbach einde 1879 een prospectus deed rondsturen ter presentatie van ‘Het Nieuw Pennoen’, weigerde Delplace hiervan een exemplaar te sturen naar de vrijzinnige Gentse liberaal Julius Vuylsteke (1836-1903).
Delplace had trouwens aan Rodenbach ‘een poets ge- | |||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||
speeld’, vond deze, door de prospectus te drukken op een papier van ‘anormaal koleur’Ga naar voetnoot(54). Het was wellicht eerder zo dat de drukker bij voorbaat wist dat hij de kosten zo laag mogelijk diende te houden, en derhalve een minder bruikbaar papieroverschot had aangewend. Tenzij Delplace er een extra-Vlaams tintje wilde aan geven door papier van gele kleur te gebruiken en misschien achtte Rodenbach zich hiervoor wat gegeneerd ten overstaan van de ‘blauwe’ VuylstekeGa naar voetnoot(55).
Besluitend mag men stellen dat vader en zoon Delplace tot de duidelijk herkenbare groep Westvlamingen behoorden - waarvan Gezelle de belangrijkste exponent en inspirator was - die een vurig katholicisme koppelden aan een radicaal flamingantisme. Bij de hulde gebracht aan Modest Delplace kwam deze synthese als vanzelfsprekend tot uiting in het feestlied:
‘'t Kristen Brugge, steeds nog d'eerekroon van Vlaanderen waar katholyk en vlaamsch, gesteund gaande op malkanderen Lijk Bruid en Bruidegom, één blijven lijk voorheen...’
Beide Delplaces bleven bescheiden boekdrukkers. Wellicht hadden ze niet de relaties en invloed om op te wegen tegen de andere katholieke drukkers-uitgevers zoals Beyaert-Defoort en Beyaert-Storie, Van den Berghe-Denaux, De Haene-Wante, Verbeke-Loys en - vanaf 1877 - Desclée de Brouwer. Van de priesters Van Steenkiste, Duclos en Vanhaecke drukten ze in feite maar enkele van de werken die deze produktieve auteurs bij verschillende drukkers publiceerden.
Het Delplace-drukwerk was behoorlijk, hoewel kwalitatief niet zeer hoog. Modest Delplace schrikte er evenwel niet voor terug om volumineuze tractaten in het Latijn te drukken.
Gebrek aan mannelijke opvolgers en verdwijning van de stichters betekende niet het einde van de beide drukkerijen: tot een eind in de twintigste eeuw bleven ze produceren.
a. van den abeele |
|