Biekorf. Jaargang 85
(1985)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
Verwikkelingen rond de sloping van het kasteel van Dudzele, 1484-1508De strijd van de Vlaamse steden na de dood van Maria van Boergondië in 1482, tegen haar gemaal Maximiliaan van Oostenrijk, regent van hun zoon Filips, is genoegzaam bekend. Zoals elke oorlog had ook dit conflict dramatische gevolgen voor de partikulieren, die zich voorstander van deze of gene partij verklaarden.
Jacob van Gistel, heer van DudzeleGa naar voetnoot(1), koos de zijde van zijn vorst, tegen het nabijgelegen Brugge in. Als telg van het bekende middeleeuwse geslacht met die naam, was hij opgeklommen tot de funktie van raadsheer-kamerling van de hertogGa naar voetnoot(2). Naar Maximiliaan later van hem zou verklaren, had hij zijn heer steeds loyaal gediend, zodat hij nergens aanleiding tot ‘reproche’ kon zijnGa naar voetnoot(3).
In 1483 reeds haalde hij zich met deze houding de woede van de Bruggelingen op de hals, die met de andere leden van Vlaanderen naar zijn kasteel in Dudzele trokken. Dit landgoed werd volledig vernield; wat nog bruikbaar was, werd zelfs gewoon weggesleept.
De heer van Dudzele stelde onmiddellijk een eis tot schadevergoeding in. Aanvankelijk spitste dit proces, dat eerst voor de Raad van Vlaanderen, en daarna voor de Grote Raad werd gevoerd, zich toe op de vraag, wie eigenlijk in deze zaak verantwoordelijkheid droeg. De wetten van 1483 hadden immers aangevoerd dat zij deze vernieling uitvoerden als Leden van Vlaanderen, zodat hun opvolgers in dit organisme deze zaak a.h.w. overerfden. Naast de banken van 1484 en 1485 werd de vierschaar van het Gedeele van Gent in het proces verwikkeld, waar dit aanvankelijk slechts de Keure betroffen had. Dit deel van het proces alleen al sleepte | |
[pagina 129]
| |
door allerlei juridische verwikkelingen aan tot in 1499. Toen besliste de Grote Raad dat enkel de wetten van 1483 persoonlijk (of voor velen reeds hun nakomelingen), zich in deze affaire dienden te verantwoordenGa naar voetnoot(4).
Ondertussen waren al heel wat hoofdrolspelers van het toneel verdwenen. Jacob van Gistel zelf werd op 16 maart 1488, steeds i.v.m. het geschil tegen de vorst, door de Bruggelingen op hun markt ter dood gebracht door onthoofding. Zijn weduwe, Katharina van StaveleGa naar voetnoot(5), zou echter met haar minderjarige kinderen het proces verder zetten.
Voor het verlies van haar man en voor de schade hiermee gepaard gaande, ontving ze minstens tweemaal smartgeld van de hertog; in 1493 ontving ze 2000 pond (van 42 sch. vl. munt)Ga naar voetnoot(6), terwijl Maximiliaan en zijn zoon haar twee jaar later nog eens 3600 pond (van 40 gr. vl.) toestondenGa naar voetnoot(7).
Hoe het proces over het gesloopte kasteel zelf verder evolueerde is nauwelijks te achterhalen. Dossiers na 1499 worden nergens vermeldGa naar voetnoot(8). Toch staat vast dat het geding zeker tot einde 1503 in behandeling was; meermaals komen besprekingen hierover voor op de agenda van de Leden van VlaanderenGa naar voetnoot(9).
Vermoedelijk moet het proces dan ergens vastgelopen zijn, of werd er, zoals Galesloot reeds suggereerdeGa naar voetnoot(10), gezocht | |
[pagina 130]
| |
naar een minnelijke schikking. Hoe dan ook, in 1505 was een definitieve uitspraak nog niet gekomen.
In dat jaar besloot Filips de Schone, op aandringen van zijn raadgevers, echter, dat de zaak, nu meer dan twintig jaar reeds na de feiten, tot een einde diende gebracht te worden. Op 8 december verklaarde hij, tot een akkoord gekomen te zijn met Katharina van Stavele en haar meerderjarig geworden zoon Jan, heer van Dudzele (naast ook de andere kinderen). Deze eisende partij zou genoegen nemen met 6000 pond (van 40 gr. vl.) als schadevergoeding; een som, die Filips merkwaardig genoeg, persoonlijk op zich beloofde te nemen. De 26ste van dezelfde maand richtte hij hiertoe een bevel tot uitbetaling tot de Rekenkamer te Rijsel, en haar twee voornaamste ambtenaren, de tresorier en de chef-gouverneur. Enkele dagen later vertrok Filips dan naar Spanje, in wat zijn laatste reis zou worden. In september van volgend jaar overleed hij er.
Dit verre feit had zijn weerslag op de ontknoping van de zaak Dudzele. Nu de vorst, die het bevel gegeven had, gestorven was, weigerde de ontvanger-generaal de som uit te betalen. Een nieuw betalingsbevel, ditmaal uitgaande van Maximiliaan en (als voogd van) de kroonprins Karei, bekrachtigde de beslissing van Filips de Schone (24 juni 1507).
De uiteindelijke kwitantie voor deze 6000 pond werd door de kinderen en de weduwe van Jakob van Gistel afgegeven op 17 februari 1508. Hiermee kwam pas 25 jaar na de feiten een einde aan dit lang aanslepende conflictGa naar voetnoot(11).
Katharina van Stavele was echter zolang niet gebleven in de omgeving van Brugge, de stad die haar dit leed bezorgd had; zij vertrok naar Mechelen, waar zij opgenomen werd in de hofhouding van de aartshertogin. Zij zou er sterven in 1512. Haar lichaam werd teruggebracht naar Dudzele, waar zij bij haar omstreden echtgenoot een laatste rustplaats kreeg. Hun zoon Jan was reeds in 1506 overleden. Hij had de volledige ontknoping niet meer meegemaakt... j. van acker |
|