[Bladvulling]
Al 't water dat blijft staan, moet de zunne oplekken (Pittem, 1983).
Damtje, in de uitdrukking: een damtje leggen. Het betekent een lichte maaltijd gebruiken, iets nemen tussen twee zware maaltijden, zodat het gevoel van de honger verdwijnt. Bij voorkeur gebruikt vóór het vespereren (vieruurtje).
- Eet je niet mee?
- 'k Ga zjuuste een damtje leggen, d.i. een kleinigheid nuttigen. - De uitdrukking wekt de idee op van een voorlopige dam die men plaatst om b.v. van op de straatweg het veld te kunnen bereiken. - Staat niet bij de Bo (L.D.V., Westland en Westhoek, 1970).
Dooi zonder wind
is niet weerd dat hij begint (Poperinge, Roeselare, 1980).
Ge moet geen compassie hebben met een bulte, je moet ook maar rechte lopen! (Pittem).
Kruisen van voorzienigheid: ge moet geen kruisen maken van voorzienigheid: d.w.z. nutteloze zorgen, om allerlei mogelijke en onmogelijke toekomstige en onvoorzienbare toestanden. Oostnieuwkerke. 1983).
Boonkalf. De Bo kent het woord in de betekenis van: lomp en onbeschaafd mens. Een boonkalf van enen vent. - Het woord wordt ook speciaal gebezigd in de betekenis van: iemand met lang, onverzorgd haar. ‘Ik moet naar den coiffeur, want 'k loop al dagen lijk een boonkalf’. - Een boonkalf is een kalf dat hoofdzakelijk met paardeboonstro gevoerd wordt en er een dikke buik en lang haar van krijgt. (L.D.V., Poperinge, 1980).
De akkers lagen erg nat, voorjaar 1983. Een boer dolf met zijn spa verbindsgreppels om het water af te voeren. Zeg ik: Gelukkig, dat het water altijd nerewaarts loopt. Hij: Ja, 't water is rechtveerdig: waterpas is altijd rechtveerdig. - Een hele filosofie bij een nuchter feit. En schoon gezeid. (K.d.B., Pittem).