Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Een jaargetijde voor joncker Francois de StappensJean François Guillaume de Stappens de Harnes, te Brugge geboren op 24 juni 1682, overleed er op 11 maart 1742. Zoon van de Brugse burgemeester François de Stappens (1655-17,16), was hij zelf eerste schepen van de stad van 1722 tot 1734 en daarna tot zijn dood raadslidGa naar voetnoot(1). Aan het feit dat hij in 1725 voogd van het Sint-Janshospitaal werd, hebben wij zijn portret te dankenGa naar voetnoot(2). Naar de gewoonten van zijn tijd organiseerde hij nauwgezet de overgang van het tijdelijke naar het eeuwige. Hij deed het met een duidelijke ‘grandeur’, in overeenstemming met zijn status (zijn ‘caractère’ noemde hij het zelf) en met zijn aanzienlijk fortuin. Zo had hij gestipuleerd dat zijn lichaam volle vier dagen en nachten zou opgebaard blijven en hiervoor best zou gebalsemd worden, terwijl nog vóór de kisting 500 requiemmissen moesten worden opgedragen. Daarna moest dan de plechtige begrafenis volgen in de Eeckhoutteabdij met bijzetting in de familiekelder die zich in de kerk van deze abdij bevond. In zijn uitgebreid testament dat alle details van legaten, schenkingen en diensten voorzag waarmee zijn begrafenis de meeste luister moest worden bijgezet, was in artikel 17 een vijftigjarig jaargetijde voorzien, waarvoor hij ook de nodige inkomsten had geblokkeerdGa naar voetnoot(3). Het contract voor de uitvoering van dit jaargetijde, afgesloten tussen de erven de Stappens en de monniken van de Eeckhoutteabdij, en dat hier in bijlage volgtGa naar voetnoot(4), beantwoordde tot in het minste detail aan wat de Stappens in zijn testament had gestipuleerd. Er was evenwel een belangrijke toevoeging. Daar waar de Stappens 2 pond 10 schellingen had voorzien voor ieder jaargetijde, bedongen de monniken dat dit bedrag zou verdubbeld worden, en dat hiermee na de mis, een ‘recreatie’ in het refectorium zou gehouden worden. De monniken hielden duidelijk van een pretje. De erfgenamen van hun kant dongen blijkbaar een beetje af, zodat voor elk van de dertig bijkomende missen slechts 8 stuivers diende betaald in plaats van 10 stuivers die de overledene had voorzien. De totale kostprijs van jaargetijde, ‘recreatie’ en bijkomende missen bedroeg derhalve 7 pond gr. Het eerste jaargetijde ging door op 15 maart 1743 en bij die gelegenheid werd het contract tussen de abdij en de erven ondertekend. Voor de abdij tekenden de abt en dertien monniken. Dit was waarschijnlijk de totaliteit van de toenmalige communauteitGa naar voetnoot(5). Slechts vier van de namen die onder dit contract voorkomen, worden in het | |
[pagina 169]
| |
Franciscus de Stappens, Toparcha d'Harnes, een vergeten voogd (1725-1742 †) van het St.-Janshospitaal (Foto OCMW, Brugge), schilderij op doek, voogdenkamer.
| |
[pagina 170]
| |
Monasticon Belge geciteerd: Albert Falque (Rumbeke 1693 - Brugge 1757), abt gewijd in 1742; Judocus D'Haeyere († 1766), priester gewijd in 1739, werd prior en was de tegenkandidaat bij de abtsverkiezing van Joets; Johannes Van Cuyl, die bij bisschoppelijke sententie in 1775 elk stemrecht ontnomen werd; Antoine Joets (Brugge 1718 - Brugge 1775) in 1743 onlangs priester gewijd; hij werd in 1757 tot abt verkozen en gewijd, in opvolging van Alb. FalcqueGa naar voetnoot(6). Voor de familie de Stappens werd getekend door de weduwe van de overledene, Agnès Stouthals (1687-1745) en door zijn oudste zoon Valentin de Stappens (1713-1777), schepen en later burgemeester van het Brugse Vrije en schout van Brugge. Hij tekende namens zijn zuster Marie Thérèse (1714-1750), echtgenote van baron de Haems, en namens zijn minderjarige broer en zuster Philippe-Anselme (1720-1788) en Jeanne Thérèse (1723-1803). De abdij van den Eeckhoutte zou nog net lang genoeg blijven bestaan om het jaargetijde gedurende de volgende vijftig jaar uit te voeren. A. VAN DEN ABEELE | |
Bijlage
| |
[pagina 171]
| |
voor ende naer het doen van het selve jaargetijde moeten gecelebreert worden, door d'heeren van de abdije, den nomber van dertigh missen, met het lesen van de psalmen Miserere en De Profundis aan het graf, welcke missen zullen particulierlijck moeten betaelt worden door de selve hoirs, ten advenante van acht stuyvers voor ieder misse. Aldus by ons aanveerdt, hebben dit tot bevestinghe gesaementlyck onderteekent in capitulaire vergaederinghe, desen 15 maerte van het jaer seventhien hondert drie en veertigh. (get.) Alb. Falcque, abt van Eeckhoutte; Joh. Baptistus De Meester, prior; Leopoldus Zoutaert, senior; Franciscus De Mey; Bernardus Van Coppenolle; Trudo Verkest; Philippus Elle; L.V.d. Abeele; Ludovicus Frans Vleys; Jud. D'Haeyere; Johannes Van Cuyl; Leo Saney; Antonius Joets; Jacobus Saney. Insghelyckx beloven wij te volcommen an de hiervoren ghestipuleerde betaelinge ghedeurende den selven term van vyftigh jaeren ten advenante van seven ponden grooten courant ghelt sjaers, date ut supra. (get.) De douairière de Stappens d'Harnes, née Stauthals. (get.) Soo in mijn eyghen [naem] als in qualityt van vooght, V[alentin] de Stappens d'Harnes 1743. |
|