Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 420]
| |
Een verdorde boom is geen brandend braambos
| |
[pagina 421]
| |
erg consequent: waarom op één en hetzelfde paneel twee maal het brandend braambos afgebeeld, eerst als centraal thema met Maria in top, en verderop dat van Moses? Overigens stelt de bijbel uitdrukkelijk dat het braambos ondanks de brand niet verteerde, terwijl de afbeelding duidelijk laat zien dat Maria troont in een verdorde boomkruin. De redacteur van Rond den Heerd komt trouwens, veertien dagen later, op zijn eerste interpretatie terug. Hij citeert dan nl. een fragment uit het Boek van den houte van Jacob van Maerlant, waarin de middeleeuwse legende van Seth, Adams derde zoon, verweven is. Als zijn vader op sterven ligt, krijgt Seth van de cherubijn die de poort van het aards paradijs bewaakt, toelating een blik te werpen op de boom van goed en kwaad, en hij bemerkt dat deze verdord is. In de kruin van deze droge boom ligt echter een kind, de toekomstige ZaligmakerGa naar voetnoot(3). Van Maerlant staat met zijn verhaal niet alleen. Ook Dante heeft het over de dorre en ontbladerde boom in het paradijs, en Guillaume de Deguilleville, auteur van een Pélerinage de l'âme uit de eerste helft van de 14e eeuw, eveneens. Op grond van de innerlijke samenhang opteren wij voor deze tweede verklaring. O.-L.-Vrouw van de Droge Boom verwijst, in haar oudste voorstelling, naar het paradijselijk zinnebeeld. Dat van het brandend braambos moet er later, nogal pleonastisch, aan gekoppeld zijn geworden. De triptiek van het brandend braambos uit de Sint-Salvatorskathedraal te Aix-en-Provence, door Nicolas Froment uit 1476, - dus net na Petrus Christus, - blijkt in ieder geval homogener van voorstelling. Van een droge boom is daar geen spraakGa naar voetnoot(4). Met het reeds aangehaald paneel van Petrus Christus staan we duidelijk dicht bij de tekst van Jacob van MaerlantGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 422]
| |
De Madonna met het Kind staan onbelemmerd op de stam van de verdorde boom die zijn kruin als een doornenkroon omheen de twee gestalten laat klimmen. Aan de spichtige takken hangen vijftien gothische letters A, om de vijftien mysteries van de Rozenkrans in herinnering te brengen. Zondeval en verlossing worden hier in één blikveld verenigd. De Mariologie van de Minderbroeders bij wie de confrerie aanleunde, zal daaraan niet vreemd zijn geweest. G. Gyselen |
|