Honderd jaar Albrecht Rodenbach
Zowel via een rondreizende tentoonstelling (Roeselare, Brugge, Antwerpen, Leuven en Tielt), uitgaande van de Dienst voor Cultuur van de Provincie West-Vlaanderen - die hierbij een Catalogus voorhoudt met 114 summier geduide titels - als via reprints (Eerste gedichten van A. Rodenbach, 1878) en een reconstructie van de V bedrijven van Gudrun (in 1878 eervol onderscheiden, doch toen reeds ongeschikt geacht door de jury voor toneelopvoering zelf) werd dit jaar gepoogd Rodenbach binnen de cultuur van het eind van de 19e eeuw te plaatsen. Wellicht het meest blijvende wordt de Kroniek van A. Rodenbach, een uitgave, 294 blz., 21,5 × 24,5 cm, in de Kronieken-reeks van Orion, door M. DE BRUYNE en L. GEVERS (verspreid via Acco, Univ. Boekh., Kortrijk).
Zesde in deze Reeks, lijdt dit werk - qua druk merkwaardig verzorgd - aan het euvel blijkbaar van alle kronieken: rustige tekst, fraaie illustratie, wellicht ook exacte mededeling, doch compleet oncontroleerbaar, gezien geen voetnoot de niet in deze litteratuur thuis zijnde lezer ook maar richt naar de bron van wat wordt gezegd. Een rustig werk voor het avonduur dus, doch het feit dat achterin door M. De Bruyne (blz. 287-291) een overzichtsbibliografie wordt gegeven volstaat niet, evenmin als de Epiloog van de hand van Max Wildiers, die als titel draagt Het tweede leven van A. Rodenbach. Waar hier als doel stond de invloed van Rodenbach op latere studentengeneraties af te wegen, werd het een parafrasering op de pedagogische waarden van de studentenbonden, waarzonder generaties studenten hun ziekelijke complexen nooit zouden zijn kwijtgeraakt. Een vrij zonderlinge annex, geen epiloog.
B.