Biekorf. Jaargang 79
(1979)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koper in de Brugse Sint-Donaaskerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lier waar het werk werd uitgevoerd. Zonder vermelding bovendien van welke grafplaten dan ook, die blijkbaar, tenzij zij binnen de bovengemelde kapellen lagen, niet dan uit zichzelf moesten blinken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbraak van grafmonumentenDuidelijk is vooreerst dat een zo grote afwezigheid van andere monumenten duidt op een doorgezet afvoeren van alles wat uit voorgaande generaties stamde, het gravenhuis blijkbaar alleen uitgezonderd. Van dergelijke afbraak zijn sporen terug te vinden vanaf de vroegste rekening (die geen rol-rekening meer is) 1375. Deze vermeldt op fol. 3 de verkoop van 173 pond metaal, afkomstig van 4 gebroken kandelaars, de rest van brokstukken metaal, afkomstig van sacophagen binnen de kerk. Wat niet betekent dat de bestaande fundaties, die geld voorzagen voor het onderhoud der monumenten, niet werden gerespecteerd en tijdig gesaudeerd; de andere blijkbaar niet. Vanaf 1427, en dit tot en met 1578 kan men complete sacophagen opkopen, in 1558 à 24, in 1578 à 12 parijse ponden. Even gemakkelijk kon men grafplaten uit koper of steen aankopen, getuige zowel de platen met dubbel gebruik en o.m. de grafplaat die voor J.L. Vives werd gebezigd. De befaamde Tideman Maes b.v.b. trad in 1441, 1442, 1444 op om resp. 261, 100 en 150 pond aan latoen op te kopen, hoewel hij (aangezien hij?) lapiscidis, lathomus, steenhouwer was. De lijst van bovengenoemde afbraakmaterialen herneemt bovendien onmiddellijk bij vernieuwing van reesen, kandelabers, koorgestoelte enz., waarbij de aanmaker van het nieuwe dadelijk optreedt als opkoper van het oude materiaal. Wat ook voor de kerk(fabriek) goed uitkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meubilair van het koorWat nu de losse latoenen sculpturen betreft in het koor van de kerk, waren wij zo gelukkig een reeks ervan toch op naam van de maker (dus niet noodzakelijk de ontwerper) te kunnen onderbrengen. Vooreerst bevonden zich in dit koor drie reesen, resae, koorhekkens (o.m. de resa apostolorum). Zij waren verguld en gekleurd, althans het ijzeren gedeelte ervan (binnen ysere, buten latoen). Wanneer in 1435 en 1515 resp. Tristand | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Massinghen (de Masseme) en Jan vanden Doorpe, deze laatste naar een ontwerp van Laurentius de Keysere (ook Jacob de Keysere treedt in de St.-Gilliskerk op als opkoper van oud koper) twee resen vernieuwen, weten wij in 1515 zelfs de verhouding koper-ijzer uit contract en afrekening, die diende te gebeuren via de algemene contractant: de slootmakere Jan van Troostenburch (ABB, St.-Donaas, A 123; Rek. 1517-18, fol. 12v): 6332 pond aan koper en 3249 pond aan ijzer. Er werden ook 53 houten (te vergulden) globen opgeplaatst (fol. 21), duidelijk de patronen in eerste uitvoering, om later ernstiger materiaal te bezigen. - De rese 1435 woog 113 pong à 20 d. (Rek. 1435-36, 12v). De reese 1515 moest o.m. 12 kandelaars dragen, en in het midden een lattoenen pilaer hebben waarboven een dobbel beelde, 3 voet hoog; een arm, om de paaskaars op te plaatsen, en een stapeel voor zangboeken van het koor, diende uit die centrale pilaar op te rijzen. In het koor waren verder twee aquilae (pelikanen) aanwezig. Vooreerst beneden, dienend om het evangelie op te zingen, een werkstuk van de geelgieter Thomas Huppin uit 1431-32 (à 166 £ par.: Rek., fol. 11). Een tweede bevond zich onder het doxaal, tegen door Jan vanden Doorpe ontworpen pilaerkens van lettoene, en werd wellicht in 1427-28 geleverd door Jacob Drieghe (Rek. 1427, fol. 4, 9, 10v ; 1428, fol. 10v). Hij leverde ook een koperen pulpitum, duidelijk onderscheiden van de drie ijzeren pupiters in het koor waarop de twee Antiphonoriaa en het Lectionarium lagen (Rek. 1367; Rek. 1443, fol. 16). In 1435 is bovendien voor het eerst sprake van een koperen diaconus, later subdiaken genoemd, waarmee evenzeer een pulpitum wordt bedoeld (fol. 12). Het hoofdaltaar zelf, met de zilveren tafel (een legaat van de proost Zeger vander Beke, † 1393), met centraal de Madonna, en daaromheen zes zilveren apostelen, was omgeven door vier koperen kolommen of pijlers met daarbovenop vier koperen engelen. Genoteerd vanaf 1449, ingepoetst door de waarschijnlijke aanmaker Petrus Casset, gheleughietere (Rek. 1449, fol. 14v). In 1575 zouden die engelen voor rekening van de kanunnik Cornelis Claijseune van passiewerktuigen worden voorzien door de geelgieter Philippus Planteyt (Rek. 1574-75, fol. 25). Hiermee is meteen het tafereel van de ons bekende koperen sierstukken af, op de aanmaak van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een koperen leeuw op de deur van de Drievuldigheidskapel na, een werk van dezelfde Ph. Planteyt, 1572 (fol. 48v). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geelgieters in dienst van de kerk 1428-1599Het is belangrijk ter aanvulling de lijst van de geelgieters, vanaf
Planteyt en Loots waren duidelijk de laatste geelgieters oude stijl die jaarlijks voor zowat 50 £ par. koper hadden te poetsen. In 1578 komen daarna de reeksen opeisingen van latoen, zilverwerk, van de klokken en de bibliotheek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Restauratie na de stormDe situatie was zo dat men in Sint-Donaas dacht in 1566 reeds het ergste te hebben beleefd. Toen werd de kerk en het burchtplein in complete staat van verdediging gesteld, 600 pond par. bijgedragen tot de heffingen van Egmond, en alles wat kostbaar was weggeborgen, inbegrepen de zilveren altaartafel, die geheel werd gedemonteerd. Dit was eerder met die altaartafel reeds gebeurd in 1470-71 toen de zilversmid Peter de Grutere en de schilder Arnold de Mol een restauratie ondernamen voor 37 £ par. (Rek. 1470-71, fol. 12v-13v). Deze keer gebeurde de restauratie en het herstructureren door de zilversmid Jan de la Tomme of Tombe en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de schilder Nich. Puseel (de zilversmid werkte onder toezicht van P. Dominicle) met medewerking van de latoenwerker H. Loots. (Rek. 1568-69, fol. 152v-153). Tot in 1576-77 had men daarna aan J. de la Tomme voor herstel van jocalia nog 60 £ par. uitgegeven; hetzelfde jaar begon daarna de overdracht van oude klokspijs: 758 en 221 £, en werd de inventaris van alle zilverwerkGa naar voetnoot(3) overgedragen aan Willem Grijspeerdt, alvocaat fiscaal van de Raad van Mechelen. Bij die gelegenheid werd het bezit aan zilver geraamd op 5088 £ par. (Rek. 1577, 28; 1578, 29). Samenlopend hiermee begon de grote afbraak, wat de altaren betreft onder leiding van Jan Aerts en Symon van Cattebrouck. De Kerkrekeningen geven op voor het dienstjaar 1580-85, fol. 66v: er weze genoteerd dat alle latoenwerk, op de tombe van Bourbon en een paar kandelabers na, door de geuzen werd afgerukt en meegenomen in het jaar 1578. De jaarlijkse poetsbeurt, die 50 £ par. kostte is nu teruggevallen op het poetsen in het totaal voor 3 £ par... Jan Aerts komt wel het jaar erop, 1585-86, fol. 74, het monument voor J. de Bourbon herstellen, terwijl in 1586 (Rek., fol. 66v) van de kerk van Uitkerke een koperen pelikaan op houten voetstuk wordt afgekocht, om het evangelie in Sint-Donaas met enig fatsoen te kunnen zingen. Daarna beginnen de herstelwerkzaamheden, die wat de koorafsluiting betreft, gebeurden o.m. met grote houten pijlers, o.m. gedraaid door M. Boone (Rek. 1586-87, fol. 79v). Ook het schilderij van Joris Vander Paelen wordt op 3 okt. 1584 door een attente dienster (ancilla cuiusdam boni civis) teruggebracht naar de kerk. De naam van haar werkgever wordt niet vermeld (Rek. 1580-85, fol. 73v). Wel dat Pieter Claeyssens in april en volgende maanden van 1599 hard aan de restauratie van het paneel toe was, namelijk het portret en de schildering van de twee engelen, waarvoor hij 246 £ par. ontving. (De ancilla had 10 sch. 8 d. gekregen). De beeldesnijder (sculptor) Jan Lap zorgt er tenslotte voor dat het paneel in de houten capsula wordt geborgen, een lijst die reeds lang met die bedoeling was klaargemaakt (Rek. 80-85, fol. 73v; Rek. 1598, fol. 65)Ga naar voetnoot(4). A. Dewitte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageLijst van de gelaesmakers, werkzaam in de Donaaskerk 1306-1597
|
|