Biekorf. Jaargang 78
(1978)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
West-Vlaanderen in de kaart van FerrarisDe stichting Pro Civitate van het Gemeentekrediet van België vervolgt sinds jaren haar mecenaspolitiek inzake lokale en regionale historiografie. West-Vlaanderen komt er goed aan de beurt. Wij mochten reeds meer dan eens wijzen op het belang van deze publikaties en op de betekenis van de Stichting zelfGa naar voetnoot(1). Sinds 1965 gaf Pro Civitate in een statige reeks boeken en mappen de beroemde kaart uit van graat Joseph de Ferraris. De editie is thans voltooid en het weze ons toegelaten even na te gaan hoe West-Vlaanderen uit dit belangrijk werk naar voor treedt. De oorspronkelijke schaal der kaarten, ongeveer 1: 11.520 werd verlaten en het Gemeentekrediet presenteert ons een reproduktie in kleuren op 1: 25.000, op prachtig papier, een weelde voor het oog en een verrijking voor iedere bibliotheek. Naast de kaartenreeksen werden ook de begeleidende ‘Mémoires’ op dezelfde wijze, en dan nog wel volledig in facsimile weergegeven. Nu we alle Ferraris-kaarten van West-Vlaanderen bijeen kunnen leggen, komt ons het beeld voor de geest van onze gouw in de jaren 1771-78. Onmiddellijk opvallend zijn de grote stukken bos en heide ten zuiden van Brugge, doorzaaid met talrijke vijvers, de geringe en zelfs benepen omvang van stads- en dorpskernen, de talrijke her en der verspreide bossen en bosjes die over het ganse Westvlaamse landschap te vinden waren en onze voorouders van het nodige brandhout voorzagen. Eveneens merkwaardig zijn de grenzen van de kasselrijen, met de soms vele en grillige enclaves, enz. Met reden werd herhaaldelijk geschreven dat de kaart van Ferraris de eerste ernstige en overzichtelijke topografische kaart is van ons land die werd opgenomen op het terrein door specialisten, en bijgevolg een belangrijk en betrouwbaar dokument. Er zijn echter ook schaduwzijden aan deze uitgave op te sommen. Vooreerst de prijs. De uitgave werd zo luxueus opgevat dat de prijs wel hoog moest uitvallen. Het was bvb. niet nodig in dikke afzonderlijke boekdelen de ‘Mémoires’ in fac- | |
[pagina 82]
| |
simile uit te geven. Een afdruk, ja zelfs na vertaling van deze ‘Mémoires’, die heel wat minder relevant zijn dan de kaarten, als bijlage aan de overeenstemmende kaartbladen, zou de overzichtelijkheid hebben verhoogd en de kostprijs van de uitgave in haar geheel hebben verlaagd. Het afdrukken op verkleinde schaal van een oorspronkelijk met de hand gekleurd (en verkleurd!) model is steeds technisch moeilijk tot een goed einde te brengen. Ook hier is dit zo. De symbolische voorstelling van bvb. onbegaanbaar moeras en moestuinen, van moeras en bossen met hoogstammig hout, enz. zijn op deze verkleinde kaarten haast niet meer uit mekaar te houden. Hierdoor vermindert de duidelijkheid, te meer nog daar de kleuren en de arceringen voor eenzelfde zone in alle kaartbladen niet overal geheel identiek zijn. Beter had men de kaart in haar geheel hertekend en opnieuw gekleurd. Het resultaat zou niet zo origineel (en antiek!) hebben aangedaan, maar de bruikbaarheid en de nauwkeurigheid zouden stellig beter geweest zijn. Als inleiding op deze uitgave geeft Dr. A. De Smet een beknopte maar grondige historische nota waarin hij wijst op het belang, de wording en de indeling van de Ferraris-kaartGa naar voetnoot(2).
Het is minder bekend hoe de opmeting van de Ferraris-kaart bij ons verliep. In bijlage geven wij enkele posten uit de prochierekeningen van de gemeenten Lichtervelde en Ardooie, die een en ander leren over de werkwijze en de duur der opnamen der ingenieurs van graaf Ferraris. Vooreerst stellen wij vast dat de prochie, de gemeente van vóór 1796, de logementskosten van de acht meetkundigen-kanoniers, voor haar rekening neemt. Wellicht was dit voordien besproken, ja misschien aan de gemeentebesturen verplicht opgelegd geworden. In Ardooie kwamen de landmeters in hun logement tussen met zes stuivers per dag. In Lichtervelde verbleven de ingenieurs 23 dagen. Dan vertrokken ze naar Ardooie, waar ze toekwamen op 26 oktober 1773 en bleven tot 12 november, zijnde ongeveer 17 dagen. Door een Ardooise landbouwer werden ze dan met hun bagage en instrumenten verder gevoerd tot Ingelmunster. | |
[pagina 83]
| |
De kaart van Lichtervelde geeft dus de toestand weer zoals deze gemeente er uitzag in de maand oktober 1773, van Ardooie in oktober-november 1773 en van Ingelmunster in november 1773Ga naar voetnoot(3). De officieren van het dorp, de vroegere sergeanten of veldwachters, gingen mee om de wegen en de wijken aan te wijzen. Men stelt vast dat de ingenieurs van Ferraris van groot dorp tot groot dorp trokken en de kleinere dorpen in de omgeving van Lichtervelde tot Ingelmunster onverlet lieten. Wellicht sloegen ze hun verblijf op in de grotere gemeenten, waar voldoende logies bestond, en van daaruit zullen zij ongetwijfeld de omgeving hebben opgenomen.
Over de verder gevolgde reisweg der landmeters is niets bekend. Alleen weet men dat de opmetingen in Namen gebeurden in de jaren 1772-73Ga naar voetnoot(4). Ofwel kwam na Namen onze provincie aan de beurt. Ofwel, en dit is meer waarschijnlijk, was er meer dan één ploeg gelijktijdig aan het werk. Het is immers bekend dat de leerlingen der school voor Wiskunde van het Artilleriekorps der Oostenrijkse Nederlanden te Mechelen de opmetingen verrichtten. Voorzeker reisden dus verscheidene groepen ineens over het hele grondgebied van ons land in de periode 1771-78. De gegevens uit de prochierekeningen van Lichtervelde en Ardooie zijn merkwaardig en laten bijgevolg toe de kaarten met grote nauwkeurigheid te dateren. Indien men erin zou slagen alle prochierekeningen van West-Vlaanderen na te pluizen uit de jaren rond 1773, dan moet het mogelijk zijn de juiste reisweg van de kartografen te rekonstrueren en zouden wij nog beter ingelicht zijn over het ontstaan van de eerste kaart van ons land. Deze rekeningen zouden daarenboven ontegensprekelijk aantonen dat de kaart van Ferraris eigenlijk van onze gouw een toestand weergeeft die nooit bestond, daar de opnamen over verscheidene jaren verliepen en dus geen exacte momentopname van onze gouw mogelijk maakten. We zouden nochtans in belangrijke mate beter gedokumenteerd zijn over een uiterst belangrijke bron, waarvan de be- | |
[pagina 84]
| |
tekenis en het belang voor de historie in lengte van dagen nog zal toenemen, niet het minst door de prachtige publikaties van Pro Civitate, een stichting die, bewust van haar opdracht en haar doelstellingen en met verfijnde smaak, de kaart van Ferraris nu in het bereik van velen heeft gebracht. L. Van Acker | |
BijlagenProchierekening Lichtervelde 1773 (Rijksarch. Brugge, Vrije, 8.157) Student en Monnik |
|