Biekorf. Jaargang 74
(1973)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |||||||||||||
MengelmarenOnze windmolens in 1973Op 15 augustus overleed te Gistel Charles Peel (86) en op 8 september te Ingelmunster Robert Vandekerckhove (72), twee molenmakers die een enorme vakkennis meedroegen. Raadgevers die onze windmolens nog volop als werktuigen hebben gekend en hun herstellingswerken op het bedrijf hebben gericht. Dit pijnlijk verschil is duidelijk wanneer men bvb. de wraakroepende herstellingen ziet te Zwijnaarde (1972). Het Merelaantje te Slijpe werd in juli losgemaakt en overgebracht naar Londerzeel. Het herstel te Oostkerke bij Damme is beëindigd. Te betreuren is dat de as niet werd vernieuwd in plaats van andere nutteloze kosten zoals o.a. het niet-streekeigen pad rond de molen. Ook komt de molen reeds te veel in de bomen te staan. De molen van Gijverinkhove werd in mei overgebracht naar Oostvleteren, waar hij in oktober werd opgericht. Het verplaatsen werd uitgevoerd zoals te Brugge de Nieuwe Papegaai, doch met één enkele kraan. De nieuwe kap werd iets hoger gebouwd zodat de inkeping voor het vangwiel niet meer nodig is. Een prachtig herstel waarvoor dit gemeentebestuur mag gefeliciteerd worden. De staakmolen te Houtave werd opgeschoord onder de hoekstijlen, het kruis werd uitgetrokken en de staart werd vastgezet. Deze werken waren noodzakelijk om instorting te voorkomen: het gebint is zwak. De eigenaar wenst bij volledig herstel de molen wat verder van de baan op te stellen, over de Noord-Ede. Een verdere strekking tot klasseren (Geluveld, Koekelare, Koksijde, Merkem, Pittem en Zarren-Werken) is waar te nemen, alsook het verwerven in openbaar bezit. Leisele kocht de Stalijzerenmolen. Pittem is eigenaar van de Plaatsmolen die enkel zijn kruis mist en de VVV 't Tieltse was bereid de molen van Aarsele te kopen. Wervik wil de Witte Molen bij het gepland recreatieoord in de zone van openbaar nut betrekken. Men hoopt dat het provinciebestuur dat reeds Damme en Geluveld bezit, ook zou tussenkomen te Lo (Markey-Pollinkhove) en te Menen waar de ‘Goede Hoop’ nu een belangrijke ligging heeft gekregen. De stad Brugge onderhandelt voor de vierde molen op de Kruisvest. Te Aarsele hadden zich nog moeilijk voor te stellen feiten voorgedaan: in october werd de mote afgevoerd en begon men een woning te bouwen vlak tegen een geklasseerd monument. De olieslagerij in deze molen is nochtans van zeer groot belang voor onze industriële archeologie en verdient het meest nauwkeurige herstel. Onverwacht en zeer verheugend kwam de beslissing van de stad Blankenberge om de vervallen molen van Impe (O.-Vl.) aan te kopen. De molen wordt volgend jaar onttakeld en naar Blankenberge overgebracht, helaas nog maar om op te stapelen. De ‘Oude Molen’ te Knokke, bedreigd door verkoop en verkaveling, werd gelukkig aangekocht door één eigenaar. De molens van Kanegem en Wevelgem tracht men te laten herstellen. Roksem komt in zwaar verval. | |||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||
Wanneer enkele stenen kuipen nog hersteld worden, en dit is mogelijk te Knokke-Heist (Ramskapelle), Koekelare, Marke, Pittem e.a. zou ons molenbestand nog kunnen gehandhaafd blijven. Dit jaar verscheen ‘Molenecho's’. een maandelijks mededelingsblad voor de Belgische Molenvrienden, uitgegeven door dhr Leo Smet, Petunialaan 1 te Oostende. Het bracht regelmatig nieuws over de molens, met zeer verzorgde en actuele illustratie, en zal ongetwijfeld een rijke inlichtingsbron worden. C. Devyt | |||||||||||||
In memoriam Lucien Dendooven
| |||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||
In memoriam Jozef Delbaere
| |||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||
Toponymische opmerkingen1. Spijt u Bachuijs. Deze zonderlinge naam van het Fort Sint-Donaas op de linkeroever van het het Zwin, waarover G.R. uitleg vraagt in Biekorf, 1973, blz. 320, komt voor in een ommeloper uit 1730 (Nieuwen Ommelooper van wijlent dhr abraham craijens polder, den polder robbe morreel ende gouverneurs polder bij Sluijs prochie St anne ter muijde, 1730)Ga naar voetnoot(1) en is m.i. niets anders dan een verkeerde, ‘geleerde’ lezing met mythologische interpretatie (Bacchus) van ‘Spitaal en bakhuis’ = ziekenkamer en bakkerij van het fort. Of vergis ik mij? Wie weet het beter? 2. Geluwe. Een opmerking bij het interessante artikel van J. Roelandt, hier onlangs verschenenGa naar voetnoot(2). Geluwe is inderdaad een oude beeknaam. De oudste vormen van de naam zijn Gelewe, Geleve en GelueGa naar voetnoot(3), dus Gelewe (12e en 13e eeuw). De uitgang is niet -uwe = water, maar de w behoort bij het stamwoord germaans gelwa = geel of vaal, waaruit het westvl. gilwe, duits gelb, eng. yellow enz. Gelewe is volgens Gysseling de verbogen vorm gelwôn- van gelwa- en betekent ‘gele beek’Ga naar voetnoot(3). CarnoyGa naar voetnoot(4) ontbindt de naam als volgt: geluw-ee = gele waterloop. Volgens LindemansGa naar voetnoot(5) is het geil-uwe (geil = dartel), uwe = natte weide). De verklaring van Gysseling is wel de juiste. J. De Langhe | |||||||||||||
Toerisme op Vlaamse wegenEen aantal mensen hebben baanbrekend werk verricht voor de Vlaamse toerist in eigen streek. Een paar uitstekende reisgidsen zegen het licht, doch allen vertoonden hetzelfde euvel: geen kaart. Zonder goede kaat verliest elke reisgids een groot deel van zijn nut, dat dan beperkt blijft tot een summa, een inventaris. Een goede kaart is een vriend in nood, doch vele boekhandelaars sturen de nieuwsgierige toerist de weg op met een verouderd eksemplaar. Het is een wonder dat men zo vele monumenten vindt aan de hand van minder betrouwbare dokumenten. Een bekende bandenfabriek was tot nu toe toonaangevend op het gebied van routekaarten. Het ware echter zonde moest de Pelgrim in de Nederlanden verstoken blijven van een cartografisch monument: ‘Pays du Nord’ van het Institut Géographique National - 107, rue de la Boétie, 75008 Paris. Deze kaart dragt het no 1 in de reeks toeristische kaarten 1/250.000. Deze schaal is ietwat kleiner dan deze aangewend op de gebruikelijke wegenkaart; daarentegen is haar outlay heel wat duidelijker. | |||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||
De legende bevat adressen van de musea, de data en de plaatsen van de bedevaarten en religieuze feesten, de plaatsen en data van de volksfeesten. Haar waarde ligt in haar leesbaarheid. De naam der plaatsen met enig toeristisch belang is gedrukt in een speciaal en zeer leesbaar lettertype. De kaart laat toe eerst de reisweg te plannen en dan de dokumentatie in te zamelen aan de hand van de bestaande gidsen. Zij bestrijkt een landsgedeelte dat als volgt begrensd is: Noord: de lijn Nieuwpoort/Lier; Oost: de lijn Lier/Philippeville/Mariembourg/Givet/St. Hubert/Verdun; Zuid: de lijn Verdun/Varennes-en-Argonne/Reims/Senlis/Gisors/St. Saens; West: de kustlijn St. Saens/Eu/Nieuwpoort. Voor de toerist in de ruimte van Oud-Vlaanderen een welkome kartografische gids, die zeker in de opeenvolgende edities zal aangevuld en bijgehouden worden. P.K. | |||||||||||||
Vlaamse volksmuziekDe bekendste volkskunstgroep uit ons land, het in 1968 opgerichte ensemble ‘De Vlier’ uit Nederokkerzeel, heeft reeds enkele langspeelplaen met Brabantse volksmuziek uitgebracht. Op deze platen wordt op wetenschappelijke-verantwoorde wijze instrumentale en vokale volksmuznek uitgevoerd o.l.v. de leider van de groep H. Boone, musicoloog verbonden aan het Instrumentenmuseum te Brussel. Het ensemble ‘De Vlier’ bespeelt zelf de oude volksinstrumenten vlier, draaillier, akkordeon, fijfer, fluit, doedelzak, enz. Uit deze platen blijkt dat in Brabant de traditionele volksmuziek langer dan elders bewaard gebleven is en zelfs nu nog beoefend wordt. In sommige streken van Brabant was o.m. de doedelzak nog algemeen in gebruik tot omstreeks 1880. H. Boone en zijn groep hebben nu hun studieveld uitgebreid: hun zopas verschenen laatste plaat (Alpha 5010) heet ‘Traditionele volksmuziek uit het oude hertogdom Brabant en het oude graafschap Vlaanderen’. Uit Vlaanderen (West-, Oost- en Frans-Vlaanderen) zijn er volksdansen en melodieën gebruiikt bij reuzenoptochten, ommegangen en schuttersfeesten. Ze worden uitgevoerd op traditionele instrumenten, volgens noteringen uit de 19de eeuw of volgens optekeningen van H. Boone zelf. De opname is er een bewijs dat onze volksmuziek - indien goed uitgevoerd - niet moet onderdoen voor de zoveel beter gekende uit Oost-Europa of uit gewesten waar traditionele kunsttakken beter bewaard bleven. Deze plaat zal ongetwijfeld de liefhebber zowel van ‘folkmusic’ als de heem- en volkskundige aanspreken. Hopelijk komt er nog eens een plaat die ook West- en Frans-Vlaamse vokale volksmuziek bevat. B. | |||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||
Middeleeuws hospitaalwezen in BruggeSedert het klassieke werk van Dr. De Meyer (1851) werd de studie van de geschiedenis van de geneeskunde en het hospitaalwezen in Brugge niet meer aangepakt. In kroniekvorm, aan de hand van aantekeningen uit het stadsarchief, en aangevuld door een uitgebreid repertorium van Brugse geneesheren, heeft De Meyer een werk geleverd dat de belangstelling van zijn tijdgenoten en hun kindskinderen heeft kunnen voldoen, dat echter verouderd moet voorkomen in een welvarende tijd die de volksgezondheid en de ziekenverpleging fundamenteel in de nieuwe sociale struktuur heeft ingebouwd. Had dokter De Meyer - die het archief van het Brugse St.-Janshospitaal onaangeroerd liet - de flair dat daar voor de eigenlijk ‘medische’ geschiedwetenschap zeer weinig te vinden is? Dokumenten over bezitsvorming en agrarische uitbating ziijn daar wel in massa voorhanden (en werden dan ook reeds ontgonnen), boekhouding over woning, kleding, voeding van de gemeenschap is er ook in overvloed, zeer schaars zijn echter de bijzonderheden van geneeskundige aard die daaruit kunnen worden bovengehaald. A. Dewitte werd, in zijn opzoekingen over het onderwijs en de geleerdheid in het Brugge van de late middeleeuwen, zeker uitgedaagd door het ‘medisch vacuum’ in de geschiedschrijving van zijn geboortestad. De medische literatuur van die periode ligt niet in de (archeologische meestal goed bewaarde) hospitalen doch o.m. in het oude boekenbezit van kapittelkerk en -bibliotheek. De vrucht van een veelzijdige kennis en een extensieve literaire verkenning van handschrift en inkunabel, van kapittelakten (o.m. van St. Donaas) en verspreide hibliografische rariora, werd door de auteur neergelegd in een keurig uitgegeven en oorspronkelijk geïllustreerde monografie: hoofdstukken gewijd aan het medisch basispersoneel, de paramedische beroepen, de volksziekten, het hospitaalwezen, plaatsen ons ditmaal midden in de sociologische kontekst van het onderwerp. Het dokumentaire bijwerk over bibliografie en ikonografie is daarbij een goede wegwijzer, en het glossarium biedt een uitvoerige lijst van oude medische termen die a.h.w. een programma vormen voor verdere opzoeking. Een welkome verrijking voor de geschiedschrijving van een stad die door de humanisten het ‘Athene der Nederlanden’ werd genoemd. A.V. - A Dewitte. De geneeskunde te Brugge in de middeleeuwen. Brugge, Heemkundige Kring M. van Coppenolle, 1973. Formaat 19,5 × 21,5, 80 blz. 18 III Prijs 150 F. | |||||||||||||
Kalender van tafelgenoegensJozef Geldhof, ‘herder in 't Noordkwartier’, komt ons, op de drempel van '74, vergasten met een zeldzaam lekkerbeetje, bovengehaald uit de reserves van Ten Duine. Onze eigen literatuur is helaas doodarm aan dat genre Table-Talk, waarvan James Thornton in 1934 een boeiende en benijdenswaarde Engelse bloemlezing kon samenstellen. Met het tafelvers is het beter gesteld, dankzij Gezelle: in de intieme kring te Kortrijk kon hij loskomen en, bij zijn | |||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||
goede vriend advokaat Verriest ‘over tafel, voor de vuist’ een ‘disgenoegelijk’ kniedicht krabbelen dat (zie de Gelegenheidspoëzie, ed. Prof. Baur, 338) een model is in dit genre. Pastoor Pieter Vleys van Dudzele († 1772) heeft, ten tijde van Maria-Theresia, tot genoegen van zijn konfraters in de pastoraal van 't Noordkwartier - hun groep vormde een ‘kalande’ naar oud model - een berijmde kalender van broederlijke agapen, een Pacis Calendarium, opgesteld in het liturgisch metrum van Adam de S. Victore dat ook in de Carmina Burana weerklinkt; zijn latijns factum heeft hij zelf overgezet in dietse rijmen. Deze dubbele ‘Noortschen Almanack der Liefde’, die de kalandebroeders van Dudzele en ommeland over tafel heeft geamuseerd, wordt ons hier met de nodige toelichting aangeboden, in een keurige tipografische inkleding. Een brok pittige kollegiale humor, die smaakt naar de trog om nog. A.V. - J. Geldhof. Charitatis Calendarium ofte Den Noortschen Almanach der Liefde voor het jaar O.H.J.C. 1758, geschreven door Pieter Vleys, pastoor te Dudzele. Bond der Westvlaamse Volkskundigen, 1974. 44 pp. Prijs: 75 F. | |||||||||||||
Oorlogsdagboeken 1914-1918In de reeks oorlogsdagboeken over de eerste wereldoorlog in West-Vlaanderen, uitgegeven door het Genootschap voor Geschiedenis ‘Société d'Emulation’ te Brugge, zagen onlangs, na Rumbeke (1962), Dikkebus (1964-1967) en het dagboek van J. De Cuyper (1968), twee nieuwe delen het licht. Deel 4 ‘Oorlogsdagboeken uit de streek tussen Leie en IJzer’, samengebracht en ingeleid door L. Devliegher, bevat oorlogsdagboeken en brieven uit Mesen (ingeleid door H. Peers), Wervik (ingeleid door R. Verbeke), Diksmuide (ingeleid door Th. Hosten) en Poperinge (herdruk uit ‘De Poperinghenaar’ 1920-1921). Deel 5 ‘La vie civile à Comines durant la guerre 1914-1918’ werd bezorgd door J.-M. Duvosquel; het bevat dagboeken van pastoor J.-B. Delporte, van een zuster uit het klooster der zusters van Orléans, van mev. H. Becquart-Ceulenaere en van coadjutor E. Hannicart (in het Nederlands). Beide uitgaven zijn met talrijke onuitgegeven foto's geïllustreerd. In 1974 zullen twee delen dagboeken over Ieper verschijnen, uitgegeven door J. Geldhof, pastoor te Meetkerke, die ook de drie delen over Dikkebus heeft bezorgd. Als gevolg van de Provinciale wedstrijd over oorlogsdagboeken, uitgeschreven in 1959, wordt zo stilaan een ganse reeks belangrijk studiemateriaal over 1914-1918 ter beschikking gesteld van heemkundigen en historici. Deze dagboeken zijn verkrijgbaar in het Brugse Stadsarchief (Breidelstraat) en in de boekhandels. B. | |||||||||||||
Zo was Warden Ooms Hooglede...Een kijkboek over Hooglede in vroeger dagen...: zó was het vóór veertien, vóór de vernieling en desolatie van de oorlogsjaren. Foto en prentkaart laten die dagen en jaren herleven, we blikken terug | |||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||
op mensen en dingen van het oude ‘middeleeuwse’ dorp van toen. Landsdhap, behuizing, straat en school, bedrijf en spel: zó was het vóór veertien, zó waren kleinen en groten gekleed en gereed. De prenten doen het met bondige kommentaar, zelf spreken ze boeken. De hooggelegen prochie heeft het, in zijn eigen traditie, zelf willen doen en wél gedaan: in beeld en woord een keurig album, con amore samengesteld door M. Vermeulen. De geest van Warden Oom hangt over die bladen. Sponsor van de editie is de Davidsfonds-afdeling van Hooglede, die in 1913 door Edward Vermeulen werd gesticht. Zeer aanbevolen. - A.V. - M. Vermeulen. Hooglede in vroeger dagen, In-8, 96 blz., 44 platen op kunstdrukpapier. | |||||||||||||
Meulenaar - EekrulderDat is te Poperinge de nomen genericum, de algemene naam voor de meikever. De Bo geeft s.v. meulenaar het volgende aan (ca. 1870): ‘Meikever, fr. hanneton. De jongens onderscheiden onder de meulenaars:
De laatste twee benamingen laten duidelijk zien hoe kinderen scheppers van woorden zijn. Ik deed onlangs navraag te Poperinge, waar de jeugd van dat alles niets meer scheen af te weten. Misschien omdat de eekrulders in onze streek - samen met de hagen en beukheesters - bijna uitgestorven zijn. L. Devloo | |||||||||||||
Koorddansen op zijn FransIedereen kent het kinderlied: Meunier, tu dors, ton moulin va trop vite
Meunier, tu dors, ton moulin va trop fort.
Rond de eeuwwisseling zongen de volkskinderen te Maldegem, die dit liedje gehoord hadden van de ‘treffelijke’ kinderen die frans spraken op de zusterschool, volgend klanknabootsend lied bij het koorddansen: Meujé zidoor, trommelette, trommefitte
Meujé zidoor, trommelette, trommefong.
R.V.B. |
|