Biekorf. Jaargang 74
(1973)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
Historielied op het ontzet van Wenen
| |
[pagina 351]
| |
Str. 6: vooral de Nederlanden (de kanonnengieterijen van Antwerpen en Mechelen) hadden het geschut geleverd voor de verdediging van de stad, niet de Franse koning. A.V. | |
Liedeken
Cijser
1
Wat blyscap aen alle cant
door het heel cristen land,
ieder heeft vreughdevier gebrant,
en elcke cristense stee
den delaudamus dee
en baden godt om pys en vree,
2
Maer gy, louis bourbon,
g'en lost niet een canon
tot lof van die victorie won,
want gy wout doen tertyt
dat ick in desen stryt
waer al myn goet en leven quydt.
Vranckerijck
3
Heer keyser, t'wort u gevraecht,
wat ist dat u mishaecht
dat gy soo seer over my claecht.
Ick heb volck gepresenteert,
gy hebt se niet begeert,
dan ben ick weder om geretreert.
Cijser
4
t'Is waer alsoo geschiet
maer k'en verstont u niet
ick was bevreest voor meerder verdriet,
ick had liever den turck alleen
als vechten tusschen twee,
daerom liet ick u van mij scheen.
| |
[pagina 352]
| |
Vranckerijck
5
Hoort, Leopoldus vorst
die Weenen hebt verlost,
wat dat ick naer u welvaert dorst.
Had ick mogen begaen,
ick had u bygestaen
en den turck helpen nederslaen.
Cijser
6
Neen, Coninck Lodewijck,
ick ken al u pratyck,
gy soekt geen vreucht int cristenryck,
want al het cannon men vant
voor Weenen stadt geplant
scheen al canon van Nederlant.
7
Den paus doet oock syn beklacht
dat gy niet eenen biddagh
en hebt gehouden voor den slach,
maer tercontrari siet
maeckt gy een groot verdriet
nu de victorie is geschiet.
Vranckerijck
8
Heer Cijser, my excuseert
en my niet en blameert,
weet dat myn vrouw is gepasseert,
haer doot heb ick beschreijt,
dat was al mijn droefheijt
die alle myn vreught heeft neergelijdt.
Cijser
9
Ick weet voor vast gewis
dat sij ghestorven is,
maar seght my eens wat de oorsaeck is:
k' geloof de edele vrou
gestorven is van rouw
als gy den turck gaen helpen wou.
10
Dit can men meroken want
[gij brengt in vier en brandt]
| |
[pagina 353]
| |
heel Vlanderen aen alle cant.
Is dat voor het geloof
dat ghy maeckt eenen roof
en t'lant bederft tot lesten loof?
11
Gij schrijft oodtmoedelijck
u aldercristen rijck.
Seght my nu eens waer dat dit blijckt,
maer spaert my godt deze rijs,
ick salt maken wijs,
daerom keert wederom naer Parijs.
|
|