| |
| |
| |
Plaatsnamen te Sint-Pieters-op-De-dijk
Aansluitend bij de uitvoerige kritische bespreking van het recente werk van M. Coornaert ‘De Topografie, de geschiedenis en de Toponimie van St. Pieters op de dijk tot 1899’Ga naar voetnoot(1) door F. Debrabandere in het tijdschrift ‘Naamkunde’Ga naar voetnoot(2) heb ik dienaangaande ook een duit in het zakje te doen. Het bedoelde werk is een zeer verdienstelijke publikatie, maar het toponymische deel ervan is, hoe interessant ook, op talrijke plaatsen vrij zwak o.a. wegens het vooropzetten van onjuiste trefwoorden, het geven van onaanvaardbare verklaringen en het verwaarlozen van de toponymische literatuur. De volgende opmerkingen mogen hier en daar een beetje meer klaarheid brengen. De nummers zijn die van het alfabetisch plaatsnamenregister van het boek.
36. | Het juiste trefwoord is niet Diederik f. Diedele hofstede, maar Diederiks f. Diedellen hofstede blijkens het excerpt uit 1279. Wat Diedellen is, dat moeten de anthroponymici uitmaken. |
42. | Het trefwoord moet luiden Darsers gemet of liever nog Darschers gemet en niet Dorsers gemet. Het westvlaamse woord voor dorsen is immers darschen (uitspraak daschen). |
50. | Duivestuk. Ik lees echter duverstic (1501), dus Duiverstik of Duiverstuk als trefwoord. Duiver, mannelijke duif (doffer), kan ook een lapnaam zijn. |
52. | Dulleweg. De verklaring ‘d'heuleweg’ kan niet door de beugel. Ik heb die oude dijk- en wegnaam verklaard als ‘grensdijk, grensweg’Ga naar voetnoot(3). Het element dul, doel is bij verre na geen onbekende in de toponymie (cfr. Dullaart, Dollard e.a.). Het is overbodig daarover verder nog uit te weiden. |
56. | Niet Eiesluis, maar Heiensluis! De schrijfwijze Eiesluis berust op interpretatie. |
59. | Faillebos. Wij moeten met het element faille zeer voorzichtig zijn. Het heeft twee verschillende betekenissen: 1) falie (kapmantel), uit het frans faille = sluier (oorsprong onzeker); 2) loof, gebladerte, loofhout en,
|
| |
| |
| daaruit afgeleid, ook landhuis (familienamen de la Faille, Verfaillie), uit latijn foliaGa naar voetnoot(4).
Talrijke perceelnamen zijn ongetwijfeld falie-namen maar de meeste faillebossen zijn faille-namen (faille = loof), dus ‘loofbossen’. Sommige veldnamen met het element faille of falie zijn m.i. geen falie-namen (eerste betekenis), maar faille-namen (tweede betekenis) als gerooide faillebossen. Er bestaat dus gevaar voor verwarring. Omgekeerd kunnen ook faillebossen faliebossen zijn (eerste betekenis) als beboste falie-akkers. Dat is blijkbaar het geval hier te S.P.-op-de-Dijk. |
60. | Niet Garnaalmarkt, maar Geernaart- of Geernaar-markt! Garnaal is geen westvlaams woord. |
65. | Gentele. In ieder geval een oude waternaam. Coornaert zegt: ‘De etimologie van het woord blijft duister’. Inderdaad als je de toponymische literatuur negeert. Zie mijn bijdrage daarover, mits literatuurverwijzingen, in Biekorf (1967)Ga naar voetnoot(5). |
71. | Groene Inkelhil (Coornaert schrijft Inkelhul, maar je vindt dit hul nergens tussen de excerpten) of Grote Inkele. Inkel heeft drie betekenissen in 't Westvlaams: 1) enkel, enkelvoudig (hier wel uitgesloten); 2) hinkel, hinkelperk (kinderspel); 3) enkel, voetenkel (cheville). De derde betekenis is hier de meest waarschijnlijke: hoger liggend land, hoekvormig uitspringend als een enkel. Verwantschap met het element enk in Nederland is niet onwaarschijnlijk. |
87. | Hapertje. Verspreide herbergnaam, ook Apertje gespeld: ‘In 't Apertje’, waar je blijft haperen. |
88. | Harde. De auteur stelt de vraag: ‘Of moeten we lezen “aarde”, d.i. akker?’. Neen! Hard, harde, haard is een toponymisch element dat ook elders voorkomt (Nederland, Duitsland). Volgens JellingjiausGa naar voetnoot(6) betekent het ‘bergwoud’. Elders, wellicht ook hier in Wvl., betekent het ‘onbebouwd land, heide’Ga naar voetnoot(7). |
91. | Heinsweg. De oudste vorm is Heindreve (1369). Hein is hier zeer waarschijnlijk geen persoonsnaam, maar wellicht heen of hein = zeebies, een bekend toponymisch element, dat ook aanwezig is in Heenvoorde (thans Eevoorde), naam van waterloop boven Brugge. |
92. | Hellebroekstuk. Er staat helleburgstik, hellebrugstik
|
| |
| |
| en hellebroekstik. Ik zou zo maar niet durven zeggen dat het oorspronkelijk hellebroekstik was en dat broek later door metathesis brug geworden is. Maar kom laten wij aannemen met C. dat wij inderdaad te maken hebben met een voormalige Hellebroek met broek = moerassige weide. Zeldzaam zijn de broeken in 't Polderland! Daarover ben ik het eens met de auteur. En wat is hel? Het adjektief hel betekent zeer eenvoudig diep. |
93. | Helste hoogte. Ik lees helste hooghe (1567), dus Helste hoge. Een hoger gelegen perceel. ‘Het eerste lid kan elst, bosje zijn’ zegt de auteur. Maar er staat helst met h (die kan inderdaad hyperkorrekt zijn) en bovendien elsten of elzenbosjes groeien niet op hoogten, maar in laagten aan de waterkant. Is helst hier de superlatief van hel - laag? Dus ‘laagste hoogte’? Of betekent hel hier schuin, hellend, geleidelijk oplopend, zoals in andere gelijkaardige plaatsnamen? |
154. | Loogland. Het element loog is geen onbekende Het komt ook elders voor, o.a. in de oostfriese plaatsnamen Loga en Logabierum (ofri. loch, log; nfr. log; mnl. loech: plaats, verzamelplaats)Ga naar voetnoot(8). Maar wat is de juiste betekenis hier bij ons? Er bestaat wel enige twijfel aangaande de verklaring ‘moerassige grond’. |
234. | Ryseno. Wat een boeiende naam, waarvan de betekenis helemaal niet duister is. Debrabandere heeft gelijk waar hij hem vergelijkt met de familienamen Van der Eenoode, Van Eenoo, Vereenooghe. Een eenode of eenoo (ook eenoge) is een woeste plaats (cfr. Duits Einöde). Er is meer dan één Eenode, Eenoo of Eenoge in West-Vlaanderen (zie De Flou III, 893). Dus Ryseno = rijs-eenode, woeste plaats waar rijshout groeit. |
297. | Wale's brug, verkeerd trefwoord voor Walenbrugge. |
306. | Wijnenburg. De oudste vormen zijn winnenburch of wynnenburch, ook goet te winne (1329). Winne = weide. |
317. | Zidelinge. Zidelinge of Zillinge (Zijdelinge of Zijlinge) is een waternaam. Heeft niets te maken met ‘zijdelings’, maar is een afleiding van het mnl. zilen = lozenGa naar voetnoot(9). |
J.E. De Langhe
|
-
voetnoot(1)
- Heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle, Brugge, 1972.
-
voetnoot(4)
- A. Carnoy: Origine des noms de families en Belgique (blz. 149). Leuven, 1953.
-
voetnoot(6)
- H. Jellinghaus. Westfalische Ortsnamen, 1923.
-
voetnoot(7)
- H.J. Moerman. Nederlandse plaatsnamen. Brussel, 1956.
|