Rozebeke
Op de vraag in Biekorf 1973, 192.
De benaming Roosebeke sloeg inderdaad vroeger zowel op Oost- als op Westrozebeke. Het oostvlaamse Rozebeke is ook nu nog in de streek van Tielt en Roeselare niet bekend.
Vroeger onderscheidde men beide Rozebekes op een andere manier. Westrozebeke werd gewoonlijk droog Rozebeke genoemd (Rosebecca sicca); Oostrozebeke was Rozebeke op de Mandel. De naam nat Rozebeke heb ik nergens ontmoet. Westrozebeke ligt inderdaad hoog (en droog) tegenover Oostrozebeke dat aan de lage mandelmeersen ligt.
Te Oostrozebeke dient men voor Onze-Lieve-Vrouw ter Roos tegen de roos. Sommige schrijvers beweren zelfs dat men te Oostrozebeke diende tegen de natte roos, en te Westrozebeke tegen de droge roos. Te Westrozebeke bestaat er eveneens een Onze-Lieve-Vrouw, de bekende O.L.Vr. van Westrozebeke. Deze Onze Lieve Vrouw was zo beroemd dat in verscheidene steden confrerieën bestonden van Onze-Lieve-Vrouw van Westrozebeke (Brugge, Menen, Burburg,...).
Beide Rozebekes doorlopend te onderscheiden in Oost en West is zeker modern. P. Didier (Geschiedenis van het Mirauleus Beeld en der Kerk van O.L.V. van West-Rozebeke, 1923, p. 10) beweert dat deze gewoonte ontstond rond 1825.
Niettemin werd Rozebeke op de Mandel in 1365 reeds aangeduid, nu eens als Rosebeke, dan als Oost-Rozebeke. (Th. de Limburg-Stirum, Coutume de la ville et de la chât, de Courtrai, 1905, p. 10 vv.). Dit veronderstelt meteen dat droog Rozebeke dan ook reeds als West-Rozegeke bekend was. Maar het gewone gebruik kende zeker minder dan in onze dagen de onderscheiding Oost en West.
Voor alle geschiedschrijvers is er oplettendheid geboden en verwarring is niet uitgesloten.
De Flou (die ik niet bij de hand heb) moet hier zeker de oplossing aan geven. In de Indices van P. Rommel), die ik wel bezit, staat trouwens droech (Roosbeke-le-sec) vermeld.
L.V.A.