In de eikebossen van Wijnendale
1701
Een inwoner van Brugge, met name Charles Pouchet, verschijnt in de rekening van het Land en de Heerlijkheid van Wijnendale, einde april 1702 opgemaakt door de keurvorstelijke ontvanger Balthasar Schollenberg. Uit het 18e hoofdstuk van de rekening (handelend over het Bos van Wijnendale) blijkt dat Pouchet pachter is van het driftrecht op de eikels in heel het bosdistrikt van Wijnendale: het kontrakt kent hem de ‘defructuatie’ van de eikels toe, ten gerieve van een kudde zwijnen die hij in de bossen zal drijven en vetmesten. De termijn van de ‘eekeltijt’ was gewoonlijk van Allerheiligen tot Kerstavond. Het pachtkontrakt met Pouchet is ruimer: de termijn omvat het achterseizoen van 1701 en loopt tot de Vasten van 1702. De pachtsom bedraagt 200 pond par. (Gilliodts, Cout. Petites Villes II 185).
De boswachter moest niet alleen beletten ‘het kappen ende wegvoeren van Hout ende 't snyden van Kruyden’ maar ook - volgens vroegere plakkaten van 1519 en 1535 - ‘het raepen van Eeckelen’. Geen beesten mochten het bos binnen, de overtreder had voor een koe zes ponden par. te betalen ‘by Dage ende 't dobbel by Nagte’. Voor een varken in contraventie was de boete twee pond par. nog later in de Oostenrijkse tijd, volgens een ordonnantie van 1744 op ‘de Bosch-schenderye’.
E.N.