1. | Hij is niet brillijk. Vlamertinge (= Vl.). Pollinkhove.
- Het is niet mogelijk hem een bril of breidel waaraan de bril vastzit, op te zetten. Hij is niet temmelijk, is onhandelbaar. |
2. | 't Was vroeger echt nen deurbuischer. Vl.
- lemand die in niets zeer hoofd maakte, er alles kommerloos doordraaide. |
3. | Als het dondert op den doorn, zwart vlas. Rumbeke.
- Als het dondert wanneer op de doornhagen nog geen groene bladeren staan, maar alleen nog doornen (dus als het een late ‘uitkomen’ is) dan zal het een nat jaar zijn, zodat het vlas zwart (rot) wordt op de akker. Weerspreuk. |
4. | 't Is fersette eten. Vl.
- Een rouwmaaltijd met vlees en groenten, in tegenstelling met een die enkel bestaat uit een bord soep en een belegd broodje, of koffie met koekeboterham. |
5. | Je gaat geete zijn. Vl.
- Geete: geit. Je zult bedronken zijn. Vgl. ‘een geete gezet zijn’: bedrogen worden. Rumbeke. Zie Biekorf 1968, 18. |
6. | Als hij zijn hoed afdoet, j'is kale. Vl.
- Hij hangt den rijken uit, maar is thuis een arme kribbebijter. |
7. | Huizen zijn goud, land is diamant. Vl.
- Vgl. Huizen zijn ruizen (ook: kruisen), landen zijn panden. |
8. | Hij zal moeite hebben om zijn karre te trekken. Nieuwpoort.
- Om zijn schulden te betalen. |
9. | Hij gaat naar Niekerke. Kemmel.
- Gaat niet naar de kerk. |
10. | Hij is over zijn toeren. Vl.
- Bezit zichzelf niet meer van geweld en zenuwachtigheid. |
11. | Strooi aan den heerd schiet eerst of laatst in brande. Roeselare.
- Gezegd van een man en een vrouw die veel bij elkaar zijn. |