Halverwegen Vlaanderen-Rome
Een Tirools ‘Nazareth’ op de Fernpass-Route
Op 5 oktober 1503 neemt aartshertog Filips, vorst der Nederlanden, te Innsbruck afscheid van zijn vader, koning Maximiliaan en begeeft zich met groot gevolg op de terugreis naar de Nederlanden via Ulm. In Tirol loopt de route in het Inndal langs de Zirlerberg naar Nassereith om dan noordwaarts, over de Fernsteinpass, op Lermoos en Reutte af te dalen.
De Nederlandse ridder Antoine de Lalaing reist in het gevolg en noteert in zijn dagboek dat men te ‘Nazareth’ (Nassereith) zeer slecht logeerde. Op een halve mijl van Nazareth bereiken de reizigers de bergengte, gelegen tussen twee kastelen: het oostelijk staande kasteel heet Sigmundsburg. Deze bergengte, aan de voet van de ‘mont de Vernacque’ (Wanneck-berg), ligt, naar men zegt, juist halfweg tussen Vlaanderen en Rome (le demi-chemin, comme on dit, de Flandre à Rome): zo noteert onze zegsman. (Gachard, Voyages des souverains I 324).
De opmerking van Lalaing wijst op de bekendheid van de Rome-route over de gunstige (lagere en minder lang ingesneewde) bergpassen van Westelijk-Tirol. Van Mainz liep die route over Speier en Ulm, met Alpenovergang (via Nassereith-Nauders) over de Finstermünzpass naar Merano en Trente, en verder naar Rome. (De grote handelsroute Augsburg-Innsbruck-Venetië liep over de Brenner).
De weg over Tirol was gedurende de wintermaanden meestal langer en beter toegankelijk dan de westelijke Alpendoorgangen (Mont-Cenis, Saint-Bernard, Gotthard). Vanuit Brabant bood die ‘duytsche’ route zekere voordelen, o.m. de afstand. Toch reisde Brabant in meerderheid en Vlaanderen (graafschap) algemeen over ‘den vrancschen wegh duer Savoye over sint Bernaerds berch’. Oorlog en pestziekte dwongen somtijds die keuze te wijzigen.
C.B.