| |
Medecijn van den honich
Naar een 17de eeuws handschrift
Hoezeer men in de 17de eeuw ook gesteld was op het gebruik van honing - vooral als geneesmiddel - dan blijkt ook uit een vrij nauwkeurige gebruiksaanwijzing en beschrijvingGa naar voetnoot(1) dat men hem, niet zómaar, benutte.
Aan de therapeutische eigenschappen twijfelden de mensen uit die tijd niet. Maar, er werd duidelijk onderscheid gemaakt in de toepassingswijzen en toepassingsmogelijkheden; er werd gewezen op de eigenschappen van de honingsoorten (witte, gele, roodachtige).
| |
| |
Onze aandacht gaat vooral naar de eigenaardige details over het nutten van ‘zeem’ door oud of jong, bij 't warm of koud seizoen, over de bereidingswijze van honingmede, over het gebruik van bijenwas.
Honing werd als ‘buitengewoon’ aanzien voor ‘oude koude liedenGa naar voetnoot(2). Voor jonge lui maakte men een restrictie. Deze volkse kennis werd zelfs vastgelegd in een zegswijze:
‘De afgaende ouden, en kouden
worden met honigh onderhouden;
Maer ionck, en heete bloet
En is honigh niet wel soo goet.’
Voor een paar maanden gaf een doorwinterde imker nog de volgende raad: zuivere honing (niet aangelengd met water) is voor babies te zwaar. Kinderen en jonge mensen regelmatig - vooral niet té veel - honing laten nutten; zoniet worden ze té geweldig. Elke morgen een dessertlepel honing gebruiken is goed voor ouderen. Dat zuivert het bloed. Is dit nog een overblijfsel van vroegere overleveringen?
Deze stelregel is duidelijk terug te vinden in de tekst: ‘de oude en swacke lieden worden door het gebruijck van den honigh gevoet, verquickt en gesteerckt... ververst het bloet... Daerom gebruijckt ook de verstandige hovenier des morgens eest een weinich honigh...’
- Om het lichaam lang in goede ‘dispositie en gesontheijt’ te bewaren, zalve men het: ‘van buiten met ‘goede oly’, van binnen met ‘goede honigh’. Door deze toepassing is het lichaam gebalsemd en ‘bevrijt voor veel siekten en accidenten’.
- Uit de honingsoorten verkoos men duidelijk de ‘witte honigh’ (lentehoning) voor de ‘Apoteeck’:
‘...die is bequaem om te vermengen met koelende medecijnen... Witte maeghden-honigh ingeslickt of in wijn of bier gesoden, en ghedroncken is goet voor...’
- Al de kwaliteiten die toegekend werden aan honing werden eveneens aan de honingmede toegeschreven.
- Naast een gebruikelijke bereidingswijze van ‘mede’ hier te lande, vindt men er ook een uit Polen, Moscovien, Hongarien.
| |
| |
- Een bizondere aanduiding is de verwijzing naar het nadeel van honinggebruik in de ‘heete somertijt’.
‘...omdat als dan de gal bij de menschen op het meeste domineert... want door honing wordt de gal vermeert... en de hete kortsen ontstoken...’
- Het volgend voorschrift wekt wel de indruk van een stimulerend middel of ‘drug’ uit de 17de eeuw.
‘...om couragie te verwecken, honigh met peper en wat saffraen vermengen en inslicken...’
Hier volgt nu de tekst uit het handschrift
| |
Medecijn van de honich
Oude koude swacke lieden, is den honigh veel nutter, en gedienstiger dan de ionge lieden, die heet van naturen zijn, daerom is het spreeckwort:
De afgaende ouden, en kouden, worden met honigh onderhouden, maer ionck, en heete bloet, en is honigh niet wel soo goet.
De oude en swacke lieden worden door het gebruijck van den honigh gevoet, verquickt en gesteerckt, verkrijghen daerdoor goet voetsel, goet coleur, en goet bloet, verwaermt de maghe, drijft urijn af, doet water lossen, is subtijl en doordringend. Maer lieden die heet van nateur sijn, als die veel honich ghebruijcken bij de selve verandert de honigh haest in bitter galle.
De witte honich behoort in d'Apoteeck want, die is bequaem om te vermengelen met koelende medecijnen, maer de geele of rootachtige honigh gebruijckt men tot geene medecijnen.
Alsmen honigh wilt ghebruijcken moet men die eest, in wijn, of water opsieden, en afschuijmen, dat hij klaer wort, want de rauwe honigh ghenut, blaest het lichaem op, en indien die te overvuldigh eet, veroorsaeckt hoest, en t'opbraken uyt de mage.
DemocritusGa naar voetnoot(3) ghevracht sijnde hoe men sijn lichaem lange konde in goede dispositie en gesontheijt bewaren en onderhouden, heeft haer daerop geantwort, alsmen t' lichaem van buyten met goede oly, en van binnen met goede honigh salfde, dat was een arcumine (?) voor de mensch, daer door het lichaem als gebalsemt, en bevrijt voor veel sieckten, en accidenten.
Daerom gebruijckt oock de verstandige hovenier des morgens eest een weijnigh honigh, de wijl de mage, dat wat hij eest geniet, het selve ter stont na de senuwen en aderen sent, en alsoo t'geheel lichaem door verspreijt daer door het selve, als van het edelste van alle kruyden, en bloemen door de bijen vergadert, verfraijt, verquickt en versteerckt wort, en voor veele ghebreken het lichaem bevrijt, en bewaert.
| |
| |
Witte maeghdenhonigh ingheslickt of in wijn of bier gesoden, en ghedroncken, is goet voor de quade borst, voor verstoptheijt, voor de steen en drijft urijn. Het opent en lost fluijmen. Het maeckt stoelganck. Het voet wel. Het steerckt de oude koude man. Het steerckt de lenden. Verwerkt couragie. Het maeckt een goet coleur, en ververst het bloet. Alle dese deught heeft oock de mede aen haer alsmen die drinckt of alsmen honigh gebruijckt.
Honigh heeft die vrucht, dat alle dinghen daer in worden bewaert voor rotten, en bederven, want men daer in alle wortels, vruchten, en kruijden kan confijten, of bewaren.
Van honigh maeckt men mede, alsmen een kan honigh, acht kannen water, en een loot sout laet samen sieden, en wel schuijmen, als t'geklaert is kan men daer in hangen een papier, daer allerleij lieffelijcke kruijden in sijn, als kaneel, nagelen, peper, etc. Dan is die seer angenaem om te drincken.
Im Polen, Moscovien, en Hongarien doet men tot een kan honigh ses kannen regen, of rivier water en het selve is lieffelijcker, en ghesonder als goede wijn om te drincken.
Men moet dit oock aenmeercken dat men in de heete somertijt hem wacht de spijse met honich te versoeten of dat men als dan geen of weijnich honigh gebruijckt, om dat als dan de gal bij de menschen op het meeste domineert, en de hoverhant heeft als oock in heete sieckten, en koortsen, want door honigh wordt de gal vermeert, en de heete kortsen ontsteken.
Voor donckere oogen is honigh een treffelijcke medecijn.
Voor een onsuyver hooft van schilfer, luysen, en neten moet men honigh daer op smeeren met sal gemma.
Voor pijn, voor suijsen, en singen der ooren moet men waermen honigh met sal gemma in d'oor links geven; voor de benaude borst, voor den hoest en voor de longer sucht is den honigh lieffelijck, en angenaem om te ghebruijcken.
Om couragie te verwecken moet men honigh met peper en wat saffraen vermengen, en inslicken; het helpt de ruytter te peert.
Die flauwhertigh, machteloos, swack, en kout van complexie sijn, die worden door den honigh gesteerckt, verquickt en verfraijt.
Honigh wederstaet fenijn, suijvert de wonden, treckter fenijn uyt.
Aaengaende het was dat van den honigh wort ghescheyden, is oock tot veele dingen goet in de medecijn.
Voor de lanckdurige hoest leyt men was op het vier en laet de was door een trechter in den hals gaen.
Was dient wel tot alle salven, en plaijsters om de wonden te genesen. Was maeckt rijp de gheswellen, verdeijlt, verweeckt, suvert en geneest. Was op vesch water gesmolten, en bereijt, en als een plaester op de borst geleijt in brandende kortsen, verkoelt seer.
G. Vlieghe-Steps.
|
-
voetnoot(1)
- R.U.G. - Handschriftenkabinet, nr. 389. - Zie ook onze mededeling in Biekorf 1972, 102-103.
-
voetnoot(2)
- heet, jong, zomer - koud, oud en winter worden steeds met elkaar in verband gebracht.
-
voetnoot(3)
- Democritus: Grieks wijsgeer uit de 5e en 4e eeuw v.C. - Grondlegger van de atomistische natuurfilosofie. Belangrijkste Griekse denker voor Plato.
|