Biekorf. Jaargang 74
(1973)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Terra Sigillata
| |
[pagina 40]
| |
bolusaarde bij de Antieke auteurs die berichten dat de Lemnische aarde niet alleen werd gebruikt voor het vervaardigen van vaatwerk maar wel in de eerste plaats werd aangewend als geneesmiddel en als verfstof. Tot ver in de 19e eeuw was de bolusaarde als geneesmiddel hier en daar in Nederland nog bekend. De bijdrage van Prof. Brunsting is rijkelijk geïllustreerd met afbeeldingen van gestempelde bolus-pastilles (16e-18e eeuw). Het is niet onze bedoeling een uitgebreide samenvatting te geven maar het zal de lezer voldoende duidelijk zijn dat het hier een belangrijke studie betreft zowel voor de archeoloog als de volkskundige. Volledigheidshalve wijzen wij er nog op dat er naast het rode Romeinse t.s. produkt ook nog sprake is van een Duitse ‘Terra Sigillata’ uit de 17e-18e eeuw bestaande uit een witte bolusaarde en voorzien van stempels. Een voortreffelijke studie daarover, met eveneens uitgebreide gegevens over de t.s. als geneesmiddel, verscheen van de hand van Jozef HorschikGa naar voetnoot(2). De Terra Sigillata blijkt dus zowel belangrijk te zijn voor de studie van de oude en moderne ceramiek als voor de studie van de volksgeneeskunde. Merkwaardig is dat niet alleen de benaming t.s. terugkeert als soortnaam maar we zien hetzelfde verschijnsel met de term Terra Nigra. Bij het ‘Gallo-Belgisch’ aardewerk kennen we nabootsingen van t.s. en inheemse typen die bekend staan onder de naam Terra rubra. Zo komen er ook ‘Gallo-Belgische kommen, potten en schotels voor in zwarte of grijze kleur, de zgn. Terra Nigra. Ook op deze rode waar en Terra Nigra komen stempels voor. Het beste werk over deze ‘Belgische Waar’ is nog altijd de studie van Dr. J.H. HolwerdaGa naar voetnoot(3). Naast deze Gallo-Romeinse Terra Nigra bestaat er ook hier een laat-middeleeuwse tegenhanger. Dit produkt, gebakken | |
[pagina 41]
| |
in een reducerend milieu, werd in Keulen vervaardigd in de 15e-17e eeuw en wordt eveneens ‘Terra Nigra’ genoemdGa naar voetnoot(4). Deze gelijkaardige terminologie voor aardewerksoorten uit totaal verschillende perioden kan alleen maar verwarrend werken. Aan de nomenclatuur van de aardewerksoorten wordt de laatste tijd dan ook veel aandacht besteedGa naar voetnoot(5).
Tot slot nog een kleine aanvulling op de studie van Prof Brunsting. Naast de Romeinse t.s., de Duitse met t.s.-inscripties en de pastilles met t.s. stempels zijn er ook nog een paar Delftse apothekerspotten bekend met t.s. opschriften. In het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterlo wordt een klein cilindrisch apothekerspotje bewaard met het inschrift T TERR SIGILLGa naar voetnoot(6). De pot is gemerkt V Duyn. Dit is het merkteken van Johannes van DuynGa naar voetnoot(7) die op 20 sept. 1763 de Delftse plateelbakkerij ‘De Porceleyne Schotel’ kocht en werkzaam was tot in zijn sterfjaar 1777. Volgens Jkvr. Dr. C.H. de JongeGa naar voetnoot(8) is onder zijn leiding het beste Delfts van die tijd gemaakt. Het mag Brugge tot eer strekken dat het Gruuthuse-museum een achttal potten bezit voorzien van het merk van J. van DuynGa naar voetnoot(9). De opschriften op deze potten zijn steeds in het Latijn gesteld. Hierop zijn slechts twee uitzonderingen en ook hier dient Brugge vermeld. De ene is een Delftse stroopkan met inschrift ‘S van Moerbae’ (siroop van moerbeien, Sirupus Mororum) in de verzameling van Dr. D.A. Wittop Koning, de ander, een karafje voor aromatisch water in het St.-Janshospitaal te Brugge met inschrift ‘A. Penninckwater’Ga naar voetnoot(10). Het Latijns voorvoegsel A voor Aqua (water) bleef echter gehandhaafd. | |
[pagina 42]
| |
De Terra Sigillata kwam niet alleen voor als simplicia maar ook als composita of samengesteld geneesmiddel. (zgn. confecten). Dr. D.A. Wittop Koning vernoemt een dergelijk confect uit het eind van de 17e eeuw, de Confectio HyacinthiGa naar voetnoot(11). In dit preparaat werden een tiental aromatische planten verwerkt en daarnaast nog: rood koraal, armenische bolus, terra sigillata, os de corde cervi, schrapsel van hertshoorn en ivoor, muskus en amber, blad goud en bladzilver, saffier, smaragd, topaas, parelen en hyacint. Het werd gebruikt om zich te beschermen tegen vergif en besmetting. Gelet op het grote aantal edelstenen lijkt ons dit een kostbare onderneming geweest te zijn temeer daar in die tijd de ‘pis van den henghst’ als even probaat middel werd aangprezenGa naar voetnoot(12). J. Pieters wees er reeds op dat in al de oude farmacopee- en het recept van de t.s. voorkomt. De farmacopee is een door de overheid uitgegeven officieel handboek met voorschriften voor de bereiding van geneesmiddelen en de vereisten waaraan deze moeten voldoen. W.F. Daems en L.J. Vandewiele wijdden daar een aparte studie aanGa naar voetnoot(13). In 1961 verscheen, verzorgd door Dr. Wittop Koning, de ‘Facsimile of the first Amsterdam Pharmacopoeia 1636’, Nieuwkoop, 1961. De ‘Trochisci Terrae Sigillatae’ (t.s. koekjes) worden daarin behandeld op p. 76. Het ontwerp van deze farmacopee werd gemaakt door de bekende amsterdamse medicus en burgemeester Nicolaas Tulp. Deze Amsterdamse farmacopee beleefde vele herdrukken waaronder ‘De nieuwe Amsterdamsche Apotheek’ uit 1795 die de rij afsluit. In de stamboom van de farmacopeeën volgt daarop de eerste ‘Nationale’ farmacopee, de Pharmacopoea Batava uit 1805, die ingevoerd werd tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806). In deze farmacopee komt het recept van de t.s.-pastilles niet meer voor, wel nog de ‘Bolus Armenia’Ga naar voetnoot(14). De Pharmacopoea Belgica uit 1823, afgeleid van de Pharm. Batava, vermeldt eveneens de Armeense bolusGa naar voetnoot(15). | |
[pagina 43]
| |
De Pharm. Belgica werd ingevoerd op 12 juli 1821 (Staatsblad 1821, no. 7) en bij K.B. afgekondigd door Willem I Art. 4 van de verordening luidde: ‘Voor ieder dier geneesmiddelen, hetwelk bevonden wordt ondeugdzaam, bedorven, vervalscht, of niet overeenkomstig de Pharmacopoea Belgica bereid te zijn, zal verbeurd worden eene boete van 6 gulden’. Hieruit kunnen we besluiten dat de t.s.-pastilles in de 19e eeuw niet meer legaal verkriigbaar waren hoewel ze tot eind 19e eeuw nog als geneesmiddel werden gebruiktGa naar voetnoot(16). | |
Terra Sigillata in de volksgeneeskundeVanaf dit moment zou men het gebruik kunnen rekenen tot de volksgeneeskunde: de wetenschap heeft het verworoen maar het leeft nog steeds voort. Zo gaan de volksremedies dikwijls terug op oude middeleeuwse recepten (bijv. van Albertus Magnus. Paracelsus, e.a.) en berusten niet op de ondervinding van het volk zelf. Zoals de keukenrecepten werden ook de geneesmiddelrecepten mondcline doorgegeven of opgetekend. De terra sigillata werd aldus een ‘Huyslieden Medecijn’. De bewoners van het platteland waren dikwijls niet in de geleeenheid om de chirurgijn, apotheker of arts te raadplegen ofwel kon men deze niet betalen. Zo mag de betekenis van de geneeskundige volksboeken zeker niet onderschat wordenGa naar voetnoot(17). De Pharm. Belgica uit 1823 gold voor het Verenigd Koninkrijk. Deze uitgave vormde na de scheiding van Noord en Zuid de basis voor de Pharmacopoea Neerlandica van 1851 en de Pharm. Belgica Nova van 1854. De tweede uitgave van de Pharm. Belgica Nova verscheen in 1885, de derde in 1906 en de vierde in 1930. | |
[pagina 44]
| |
deze overeenkomst. Engeland, als nieuw lid-staat van de E.E.G., zal weldra volgen. Terra Sigillata koekjes en apebroodjes, het begint inderdaad meer te lijken op een bakkerswinkel dan op een apotheekGa naar voetnoot(21). Toch is dit weer niet zover bezijden de waarheid vermits de bolus lang verkrijgbaar is geweest in de kruidenierswinkels. De apothekers en de kruideniers hebben eeuwenlang het monopolie betwist van velerlei produkten. Volgens D.A. Wittop Koning kwamen reeds in 1300 te Brugge apotheker en kruidenier naast elkaar voor. De ‘crudenare’ is hier dan vooral de groothandelaar in kruiden en specerijen. Pas eind 16e eeuw en begin 17e eeuw komen de bepalingen die een duidelijke scheiding willen aanbrengen tussen het kruideniers - en het apothekersbedrijf. Zo bepaalde een ordonnantie uit 1624 te Middelburg (Zld): ‘Item dat hier voortaen geen Cruydeniers, Drogisten en Kraamers ofte andere, hun d'Apo- | |
[pagina 45]
| |
thecarye niet volcomentlijck verstaende, eenige medicijnen, Laxativen ofte Vomitiven ofte eenige andere Compositien de Pharmacy aengaende, mogen maecken of vercoopen’Ga naar voetnoot(22). De kruideniers worden hier dus uitgesloten. Dit neemt niet weg dat de apothekers in die stad nog in 1663 tot het kruideniersgilde behoordenGa naar voetnoot(23). In de door R. BijlsmaGa naar voetnoot(24) gepubliceerde inventarissen van Rotterdamse kruideniers, daterend uit de jaren 1610-1620, treffen we onder de opgesomde goederen onder meer rode aarde en bolus aan. Dit kan zeer goed betrekking hebben op Lemnische en Armeense bolus. Nog in 1693 liet het Collegium Medicopharmaceuticum van Haarlem de kruideniers weten dat het verboden was saffraan, kreeftsogenGa naar voetnoot(25), sennebladen en maankoppen of slaapbollenGa naar voetnoot(26) te verkopenGa naar voetnoot(27). De kruideniers kunnen de bolus overigens ook verkocht hebben als verfstof in plaats van als geneesmiddel. De verfstoffen behoorden toen namelijk ook tot hun assortiment. Zelfs nu wordt de rode en witte bolus nog als verfstof gebruikt. Tijdens de middeleeuwen werd de bolus veelal gebruikt als fixeermiddel voor het verguldsel. Ook de hoger genoemde saffraan werd daarvoor soms aangewendGa naar voetnoot(28).
Naast de terra sigillata bestond er ook nog een terra rosa, een rode oker herkomstig van Pozzuoli bij NapelsGa naar voetnoot(29). In 17e eeuwse Engelse teksten wordt de ‘bole Armoniack’ vermeld, terwijl in de 18e eeuw de lemnische aarde een vervangmiddel van de Armeense aarde werd genoemdGa naar voetnoot(30). | |
[pagina 46]
| |
Het ‘De Mayerne manuscript’ vermeldt de Armeense bolus als imprimitura of gronding voor schildersdoekGa naar voetnoot(31). Nog in de 19e eeuw werd de rode bolus gebruikt bij het verdoeken van schilderijenGa naar voetnoot(32). De rode bolus, een ijzerhoudend aluminiumsilicaat, wordt nog op verschillende plaatsen in Europa aangetroffen en staat nu bekend als ‘rood vergulsel’Ga naar voetnoot(33). Heeft de ‘Lemnische’ aarde reeds lang afgedaan als geneesmiddel dan leeft ze toch nog enigszins voort als verfstof. Als begripsaanduiding voor het Romeins aardewerk dient aan de naam Terra Sigillata sterk de voorkeur gegeven te worden boven Samisch of Arretijns aardewerk omdat het niet op een bepaald fabricatiecentrum wijstGa naar voetnoot(34). Als zodanig is het begrip dan ook niet meer weg te denken uit de archeologische literatuurGa naar voetnoot(35). Drs W.P. Dezutter |
|