Soldatenbrief van een Roeselaarse jongen
1812
De brief, gedateerd uit Metz 1812 ‘is geschreven door Francis De Grendele van Roeselare in naam van Pieter Jozef Gekiere, sapeur in het 4. bataljon te Metz, département de la Moselle’.
Onderwerp: sapeur Gekiere heeft dringend (en dreigend) geld nodig, en, zeer beminde vader, ik ben nog niet te ver van huis om zelf mijn geld te komen afhalen... De jongen vraagt ook nieuws over zijn kameraden Francis Casteleyn en Pieter Aspeslagh.
Petrus Gekiere was op 28 februari van huis vertrokken en op 18 maart te Metz aangekomen. Hij had reeds twee brieven geschreven en geen geld gekregen. Nu was het uiterst dringend geworden want ‘men zegt voor vaste dat wy tegen 24 april zullen moeten naer Spanien in ons resement gaan’.
De brief is een diktee van Gekiere. Zijn Roeselaarse kameraad De Grendele houdt er een eigen spelling op na, we laten ze onveranderd. Ook vader Gekiere kon zelf niet schrijven en zoon Gekiere vraagt dat hij zijn brief anders zou doen schrijven, de vorige waren moeilijk leesbaar.
[Tekst van de brief uit Metz]
Zeer bemynde vader,
Ik peyse dat gy meer respet voor my hadde, ik hebbe al twe bryeven gesreven, om gelt gesreven, en gy en hebt gen gezonden, ik zout geren weten als ik net meer en hebbe en ik verzokke in dezen bref zees fransche kronen, en als gy net en zent in den bref ik zal zelve komen, ik en moet van het uwe net hebben het is van het mynne. En is op alden dat gy net en zent dat ik vrage ik zal zelve daeromme komen.
Dat en ees niet te verre voor my. Is dat niet slegt voor een jong geen geld hebben en haeremode leyden? en geld moet ik hebben om dat ik weg ben, ik en ben nog net verre, ik hebbe an mynnen kapeten gesproken en, est op alden dat gy gen geld of en zend ik zal komen.
En als gy den bref doet schryven, zij moeten anders schryven, wy en konen net lezen.
Is ik stat schuldig in de bakkerye ik hebben vergeten hoe velle.