Van Machochel tot Braderie en de Batjes
Gezelle tekende in Loquela van Lentemaand 1894 het w. machochelen aan als gehoord te Brugge met de betekenis: geweldig kleren aandoen, overkleden. ‘Kijk hoe hij weer gemachocheld is’. En hij verzendt naar De Bo (1870), die zonder plaatsbepaling machoche, machochel kent met bet. plomp, dom, slordig vrouwmens. In de huidige Zeeuwse dialekten blijkt mechochel (ook mesjochel) vrij algemeen bekend voor ‘een dikke schommel van een vrouw’. (Wdb. ed. Ghijsen 574).
Gezelle heeft ook de Mengelmare gekend (zo hij er zelf de auteur niet van is) die in Biekorf VII, 1896, blz. 128 het machachelen beschrijft als volksgebruik te Zwevegem en te Outrijve. Die beschrijving luidt als volgt:
‘Tot Autrijve, op den woensdag of den donderdag van de kermesse, als de jonkheden geen drinkgeld meer en hebben, zoo komen ze bijeen, miskleeden hen en steken een van de bende, gelijk eenen ouden man getoorteld, op een karre, of op eenen kordewagen. Die oudeman dat is Machachel. De andere voeren Machachel en gaan om geld. Dat is machachelen.
Te Swevegem doen ze dat ook, maar ze heeten 't machochelen’.
De verklede bedeltocht op kermismaandag (of een volgende weekdag), hier en daar nog gebruikelijk in de vorige eeuw, heeft tot in onze tijd enigszins stand gehouden in de laatstgenoemde gemeente Zwevegem, niet in het centrum, doch in de periferische wijk Knokke (naar Moen toe). De viering van de Mechagel - zo heet het in de volksmond - werd van de maandag naar de zondag verschoven. De verklede bedeltocht - nu ingericht door een lokale Mechagelvereniging - wordt wel publicitair een stoet genoemd, de Mechagelstoet, maar het blijft een optocht om geld en provisie op te halen ten voordele van de feestvierenden.
Het geld wordt onder hen verdeeld, de opbrengst in natura eveneens (geen venditie!). De Mechagel wordt niet meer jaarlijks (zoals vroeger) gevierd, doch alleen nog - vanaf 1952 - om de zeven jaar. Aan de beurt kwamen 1959 en 1966 onder de leiding van de Mechagelsociëteit. (E.I. Strubbe in 't Beertje, Volkskundige Almanak 1962, blz 6-16).
De Mechagel van Zwevegem is nog een (moeizaam in leven gehouden) overblijvertje van de vroeger algemeen gebruikelijke bedeltocht door mensen ‘van kleine conditie’ gehouden op de vergaderdagen, d.i. dagen van inzameling (voor drinkgeld) na de kermiszondag. Het opgehaalde goed - oude kleren, vodden, oud ijzer geblutste potten en pannen - werd dan in een kluchtige venditie verkocht en de opbrengst ervan verdronken gedurende de laatste avond van de kermis.
In de stad Kortrijk heeft die venditie van de vergaderdagen onder de naam Pirootjes venditie (d.i. zotte venditie) standgehouden tot ca. 1850. Zie De Bo s.v. Pirootjesvenditie. Die venditie werd gehouden bij de Sint-Janspoort, naar de Zwevegemstraat toe. De romantiek van de vorige eeuw (Conscience e.a.) heeft die Kortrijkse vergaderdagen met venditie zelfs in verband gebracht met de Sporenslag. Buiten de vergelijkende Volkskunde om! Het gebruik is immers, onder de naam