Westvlaamse zantingen
vervolg van blz. 26
L
Laden. Te Stavele gehoord (1968) in de uitdrukking: ‘licht èlaân volgt wel’ (eigenlijk gezegd van een voer hooi dat niet zwaar geladen is). Dus: wie zich niet te zwaar laadt loopt licht en zonder gevaar.
Latem. Van de latems (lange a) zijn of niet. ‘Wij zijn ook van de latems niet’: wij behoren niet tot het soort mensen dat het lang trekt, dat laat thuis komt.
Latijn. Iemand zijn latijn afhalen. Ramskapelle 1964. Gezegd van iemand die leep en slim is: 't is er een die uw latijn zou afhalen moest ze er kunnen (kennen).
- Niet bij De Bo.
Leenbrekerswerk. ‘'t Is geen leenbrekerswerk’: wordt gezegd van een werk dat niet veel lichamelijke inspanning vraagt, waarbij men zijn leên (lenden) niet zal breken. De Panne 1971.
- Niet bij De Bo.
Legeren, 't Koren legert: gaat liggen. Poperinge 1971.
- De Bo geeft het w. niet, maar het blijkt wel Alg. Ndl. te zijn.
Lekkerare. Iemand die ‘lekker’ is, d.i. op goed eten gesteld, kieskeurig wat het eten betreft. Ramskapelle en naar ik meen heel de Westhoek. - Niet bij De Bo. Lekker in die bet. als gewestelijk opgegeven bij Vandale.
Lepel. ‘We gaan daar uit een vuile lepel eten’, d.i. 't zal slecht aflopen. Westhoek 1950.
- Niet bij De Bo. Vgl. ndl. hij zal nog uit vele lepels eten: zijn zaken zullen nog slecht aflopen (Vandale).
Leraar. Met bet. leerling. ‘Leraars zijn geen kunstenaars’. Ramskapelle 1965. Gezegd ter vergoelijking van een onvolmaakt stuk werk.
- Niet bij De Bo.
Lijtje. Uitspr. lietje. Een poos, een korte tijd. 't Is è lietj' èleên. Beid è lietje. Poperinge. Westhoek passim.
- Een diminutief van 't ongebruikte let, lijt, zegt De Bo s.v. letje en lijtje.
Lijnzaad. In de uitdrukking ‘lijnzaad houden’. Hij houdt lijnzaad, d.i. laat niets los, is een gierigaard. Lijnzaad is immers een zeer fijn zaad, dat door de normale zeef niet wordt tegengehouden.
- Niet bij De Bo.
Lobbe. Een lobbe is hetzelfde als een sul. Heule 1963.
- De Bo kent in die bet. Lobben, een eigennaam. Vgl. ndl. lobbes, alsook lobbe in het Brabantse (Schuermans).
Lochting. ‘'t Rint (regent) weer in den pasters lochting’; zo zegt men wanneer een schone begrafenis of huwelijk plaats heeft die een appetijtelijke offerande belooft. Gehoord in de Westhoek. Ook elders?
Lossen. In de uitdrukking ‘eentje lossen’: er op los babbelen. Na een schandaal: ‘ze gaat eentje lossen!’ d.i. ze gaat wat gaan babbelen. Ramskapelle.
- Niet bij De Bo.
Lotje. ‘'t Is een lotje’ (altijd als diminutief): gezegd van iemand die altijd toegeeft, waar geen fut, geen karakter insteekt. Westhoek (en elders in Wvl.) 1950.
- Niet bij De Bo.
Luiferhoedje. ‘'t Is een luiferhoedje’ (uitspr. luferuujge) bete-