magistraat van het Vierde Lid van de Staten van Vlaanderen. Toen de koninklijke deurwaarder Mispelbolle in het Landshuis op de Burg verscheen om er dit octrooi officieel te publiceren staken de burgemeester en schepenen hun ongenoegen niet onder stoelen en banken. Deurwaarder Mispelbolle, de ‘stok houdend’ van Zijne Majesteit, volbracht formeel en koelbloedig, punt voor punt, zijn opdracht in een atmosfeer van ingehouden verzet. Hij Steide een proces-verbaal op dat hij heeft vastgespeld op de brief van zijn octrooi. De tekst ervan volgt hier in samenvatting.
De ‘opene lettren van octroye’, zo begint de deurwaarder, waren mij toegezonden ‘vanweghen bailliu, burchmeesters ende scepenen der stede van Oosthende’ en de publicatie ervan ging ik in Brugge uitvoeren ‘t'huerlieder neersteghen verzoucke’. Bijgevolg ‘hebbe ic, Cornelis Mispelbolle, duerwaerdre van wapen extraordinaire der Coninclicke Majesteit, vander residentie der stadt van Brugge, my upden zaterdach 22 decembre 1571 getransporteert tot binden schepenhuuse vanden lande vanden Vryen, 't college [van burgemeesters en schepenen] vergadert zynde’.
Ik toonde hun de octrooibrief en las hem voor. Na deze ‘ostentie ende presentacie vander lecture hebbe ic de copie van diere aldaer ten buffette (op de griffie; bureau) overgheleyt’. De magistraten hebben zwijgend toegeluisterd, en onbewogen. Tot dan toe. Daarop ‘hebbe ic an mynheeren burchmeesters ende scepenen verzocht ende begheert licentie metgaders assistentie omme dezelve lettren te publieren ende uutroupen inde vierschare vanden zelven huuse’. Hun antwoord was een kategorisch hoofdschudden...: neen.
De deurwaarder stoort zich niet aan dit refuus: ik ben overgestapt naar de vierschaar, zegt hij, ‘by virtute van myne opene lettren’ om aldaar tot de publicatie over te gaan ‘de cricke (staf van zijn ambt) gerecht staende’.
Nadat ‘ic hadde beghinnen publieren tzelve octroy, zo zyn aldaer (in de zaal der vierschaar) gecommen twee scepenen ende eenen pensionaris (secretaris) vanden zelven college, protesteerende van dezelve ontgonnen publicatie ende totte dien weerende dezelve cricke’.
Onze deurwaarder stoort zich niet aan dit onbeheerst gebaar van de magistraten. ‘Ic hebbe hemlieden ghezeyd (zo noteert hij in het rapport) dat ic dies nietjeghenstaende voortganck zoude doen metterzelver ontgonnen publicatie daer ic daertoe ghelast ende verzocht was als officier ende die-